Over vroeger, bouwstijlen, douanebeambten en de Nieuwe Stad

door | 9 juli 2010

Op reis naar Macedonië, deel 1 – artikel 2.

Stel je voor dat je op dit moment in een van de valleien van de oostelijke Karpaten bent. Meer precies de Voloc vallei. Volgens de historische legende was het hier dat de hongaarse stammen vanuit het oosten het Karpatische bekken binnen kwamen. Je ziet de troepen van prins Arpad die de overwinning hebben behaald: de Hongaarse stammen hebben hun thuisland gevonden.

Natuurlijk is het niet mogelijk om ruim 1100 jaar terug te gaan in de tijd. Maar in het Historisch Museum van Hongarije in Ópusztaszer kun je een indruk te krijgen van deze gebeurtenis. In dit museum hangt het panoramisch schilderij van Feszty: een soort Panorama Mesdag, maar dan veel mooier.

Naast dit schilderij is er nog veel meer moois in het museum. Het heeft veel weg van het Openluchtmeuseum: je waant je in het Hongarije van honderden jaren terug. Dit bezoek zou maximaal twee uur duren. Toch is het pas één uur in de middag als we op weg gaan naar Servie. We worden even herinnerd aan de Roemeense manier van plannen.

[singlepic id=20 w=300 h=240 float=left][singlepic id=14 w=300 h=240 float=right]
Schilderij en schilderachtig

[singlepic id=15 w=620 h=430 float=left]
Het openluchtmuseum in Ópusztaszer

Bij de grens loopt alles soepel, waarbij geuniformde beambten hun belangrijke taak uiterst serieus nemen. Alles prima totdat de “green card” bekeken wordt. Hoewel geldig in heel Europa – volgens Europese regelgeving – vindt de douane ter plaatste het een waardeloos document, en wordt ons verteld dat we eventjes € 120,- mogen neertellen voor een autoverzekering die een maand geldig is in Servie. Discussie helpt niet. Het is of betalen, of terug gaan. Betalen met creditcard is niet mogelijk. Alleen contant geld wordt geaccepteerd, en een bonnetje krijgen we uiteraard niet. Het gezicht van de beambte doet vermoeden dat hij vanavond een heerlijk diner heeft met zijn vrouw, mede mogelijk gemaakt door “stupid Dutch tourists”.

Zo’n drie uur vertraagd rijden we de stad Subotica binnen. Iedereen heeft inmiddels aardige trek, maar naar Roemeens gebruik bezichtigen we eerst een stuk van de stad. De auto parkeren we voor de grote kerk, met twee torens die al jaren bezig zijn uiteen te groeien. Zonder onderhoud zullen ze in de toekomst uiteen vallen. Op het plein in het centrum van de stad staat het mooiste stadhuis dat we ooit gezien hebben. Een prachtig gebouw in Jugendstil bouwstijl. Een stukje verderop staat een prachtige oude Synagoge, waar de klimop inmiddels welig opgroeit tegen het gebouw. Subotica toont ons prachtige rijke cultuur van vervlogen tijden.

Na een overheerlijke pizza en ijskoud biertje, rijden we door naar Novi Sad, de hoofdstad van de autonome provincie Voivodina. Attila lijkt helemaal de weg kwijt (biertje?) dus loodsen Gert-Jan en Geert ons naar het centrum van de stad. In één woord: prachtig! Zelden zagen we zo’n prachtig compact stadscentrum met zoveel mooie gebouwen. Wat een rijkdom moet hier geweest zijn in de 18e eeuw. Novi Sad ligt aan de Donau, met aan de overkant van de stad een enorme prachtige burcht, waar een wereldbekend festival aan de gang is.

Vanwege dit festival met allerlei beroemde artiesten (from all over the world), was de stad vol mensen vanuit heel de wereld. Tenminste, dat werd ons verteld. Wat ons ook verteld werd, is dat vanwege het festival alle hotels in de verre omtrek volgeboekt zijn. Minder leuke informatie, die ons dwingt om alsnog door te rijden naar Belgrado, dat 80km verderop ligt.

En dat dan meteen de volgende uitdaging vandaag. Hoe vind je een hotel midden in de nacht – het is inmiddels 0.30 – in een miljoenenstad waar Engels geen voertaal is. Een taxichauffeur is zo vriendelijk om ons voor € 5,- naar een “goedkoop” hotel te brengen, aan de rand van de stad. We hebben het geweten… maar na zo’n dag is een douche uit 1930 heerlijk, en een plankenbed als een waterbed.