Wat heeft Amerika met Kim Jong-un te maken? – Bondgenootschappen als transmissiebanden van oorlog

door | 6 april 2017

“Als China Noord-Korea niet oplost, dan zullen wij het doen”, zo waarschuwt president Donald Trump naar aanleiding van berichten dat Noord-Korea naast de ontwikkeling van intercontinentale raketten ook nieuwe kernproeven voor heeft.

China deelt een grens met Noord-Korea, Amerika niet. Hoezo is dit dan een probleem voor Amerika om “op te lossen”?  En waarom bouwt Noord-Korea een raket die de Stille Oceaan kan oversteken om Seattle of Los Angeles te treffen? Is Kim Jong-un gek?

Nee, hij richt zich op de Verenigde Staten, omdat die 28,500 soldaten aan zijn grens hebben gestationeerd. Als Amerikaanse marine-, raket- en grondtroepen zich niet in en rond het Koreaanse schiereiland bevonden, en als de VS niet per verdrag gebonden waren met Zuid-Korea tegen het noorden te vechten, dan zou er geen reden zijn voor Kim om raketten te bouwen om daarmee een verre supermacht te bedreigen die zijn naar binnen gerichte rijkje in de as zou kunnen leggen.

Het is zeer voordelig voor Seoul, maar is deze Amerikaanse garantie om een tweede Koreaanse oorlog te vechten, 64 jaar na de eerste, verstandig? Rusland, China en Japan hebben de vrijheid om te beslissen of en zo ja hoe ze reageren als er een oorlog uit mocht breken. Waarom heeft Amerika die vrijheid niet? Zou het niet beter zijn als ook de VS de volledige vrijheid hadden om te beslissen hoe ze reageren in het geval het noorden aanvalt?

Tijdens de oorlog tussen Rusland en Georgië in augustus 2008 besloot George W. Bush, ondanks John McCain, van oorlog af te zien. Als Georgië lid was geweest van de NAVO hadden we oog in oog gestaan met kernmacht Rusland.

En dat brengt ons bij het punt: De Verenigde Staten verkeren in toenemend gevaar om een half dozijn oorlogen in gesleept te worden, omdat we onszelf ertoe verplicht hebben te vechten voor een resem aan staten die niet of nauwelijks van betekenis zijn voor de vitale belangen van de VS.

Transmissiebanden van oorlog

Hoewel onze eerste president in zijn afscheidstoespraak zei dat we in buitengewone noodgevallen “vertrouwen in tijdelijke allianties” konden stellen, voegde hij daar aan toe: “Het is ons ware beleid om vrij te blijven van permanente bondgenootschappen met enig deel van de buitenlandse wereld.” Bondgenootschappen, zo meende Washington, zijn de transmissiebanden van oorlog. En toch heeft geen ander land in de geschiedenis zoveel oorlogsgaranties aan zo veel ‘bondgenoten’, op zo veel continenten, afgegeven als de Verenigde Staten.

Om verplichten tegenover de Baltische staten na te komen, hebben we Amerikaanse troepen naar de Russische grens verplaatst. Om te voorkomen dat China betwistte rotsen en riffen in de Zuid- en Oost-Chinese Zee claimt, is onze marine bereid ten oorlog te gaan – om de territoriale claims van Tokyo en Manila kracht bij te zetten.

Maar onze rijkste bondgenoten besteden stuk voor stuk minder aan defensie dan wij Amerikanen, en hebben allemaal handelsoverschotten te koste van Amerika. Neem Duitsland. Vorig jaar had Berlijn een handelsoverschot van 270 miljard dollar en gaf 1,2 procent van het BBP uit aan defensie. De Verenigde Staten had een goederenhandelstekort van 700 miljard dollar en gaf 3,6 procent van het BBP uit aan defensie. Angela Merkel denkt eerst aan Duitsland. Laat de Amerikanen onze defensie financieren, tegen de Russen aantreden en oorlogen in verre  landen voeren, denkt ze bij zichzelf; Duitsland zal zich meester maken van de wereldmarkten en van de Amerikaanse markt.

Japan en Zuid-Korea denken eender. Geen van beide komt in de buurt van het percentage van de BBP dat de VS aan defensie uitgeven. En beide landen hebben handelsoverschotten ten koste van Amerika. En toch verdedigen we ze.

President Trump mag onze bondgenoten dan intimideren en dreigen dat we dit niet eindeloos zullen verdragen. Maar dat zullen we wel, want Amerika’s elites leven voor het grote spel van de mondiale hegemonie.

Hoe zou een echt ‘America First’-buitenlands beleid er uit zien?

Het zou de vrijheid herstellen die de Verenigde Staten genoten gedurende de 150 jaar voor de NAVO, de vrijheid om te beslissen waar en wanneer we ten oorlog gaan. Amerikaanse bondgenoten zouden gewaarschuwd worden dat, hoewel we niet weglopen van de wereld, we ons wel onttrekken aan alle verdragsverplichtingen die van ons verlangen dat we ten oorlog gaan zodra er een schot valt.

Dit zou onze bondgenoten geweldig bij de les brengen. We zouden op kunnen houden met het geëmmer dat ze meer moeten uitgeven voor hun defensie. Ze zouden het voor zichzelf kunnen bepalen – en leven met de gevolgen ervan.

In het tijdperk van president Carter ontbonden we ons defensiepact met Taiwan. Taiwan heeft het overleefd en het geweldig gedaan. Als Duitsland, Japan en Zuid-Korea niet langer ervan verzekerd zouden zijn dat Amerika voor hen ten oorlog zou gaan, dan zouden ze alle drie nog eens goed naar hun defensie kijken. Het resultaat zou waarschijnlijk zijn dat ze hun defensie zouden versterken.

Maar als we niet beginnen om deze oorlogsgaranties in te trekken die we sinds de jaren ’40 hebben uitgedeeld, dan is de kans groot dat een van die garanties ons eerdaags een grote oorlog in trekt, waarna al deze bondsgenootschappen, voor zover we het overleven, op zullen lossen in ontgoocheling. Het is de hoogste tijd voor iets waar John Foster Dulles (minister van Buitenlandse Zaken onder president Dwight D. Eisenhower, red.) meer dan een halve eeuw geleden al toe opriep, een “pijnlijke heroverweging” van Amerika’s bondgenootschappen.