Bankenunie lost problemen EMU niet op

door | 23 december 2013

Al decennialang doet Brussel zijn best om macht naar zich toe te trekken, maar sinds de uitbraak gedraagt de EU zich helemaal als Rupsje Nooitgenoeg. Brussel ziet de oplossing van de vele problemen in een verdere verdieping van de EMU: er wordt hard gespijkerd aan een economische en monetaire unie, met als voorlopig ‘hoogtepunt’ een politiek akkoord voor een vergaande bankenunie. De SGP is er echter van overtuigd dat de fundamentele problemen hiermee niet worden opgelost, maar juist vergroot. Het is tijd voor echte oplossingen!

De eurocrisis juttert aan de pijlers van de Economische en Monetaire Unie (EMU). De SGP heeft zich in 1992 verzet tegen de vorming van deze EMU, omdat de economieën van de eurolanden zeer verschillend waren en omdat de vorming van de EMU een opstap vormde naar een politieke unie. In de afgelopen twintig jaar zijn de economieën in de eurozone bepaald niet naar elkaar toe gegroeid. Het fundamentele probleem is dat in veel Zuid-Europese landen de verdiencapaciteit te laag is.

Door de invoering van de euro hadden economisch zwakke landen geen mogelijkheid meer om de nationale munt te devalueren ten opzichte van sterkere munten, om zo de export te stimuleren. Daarnaast konden zwakke landen door de relatief lage rente in de eurozone goedkoop lenen. Voordat ze de euro hadden konden ze dat niet, omdat ze vanwege de staat van hun overheidsfinanciën een hogere rente moesten betalen. Dat heeft er onder meer geleid dat de schulden in deze landen hoog zijn opgelopen. Bovendien is het schuldenprobleem te laat onderkend, waardoor de burgers van Europese landen konden opdraaien voor de torenhoge schulden van enkele zwakke Eurolanden.

Naast het fundamentele probleem van de verdiencapaciteit is er ook nog het urgente probleem dat banken te weinig kapitaal hebben. Vooral banken in de Zuid-Europese landen hebben veel slechte leningen op de balans staan. Het gaat dan bijvoorbeeld om vastgoed waarvan de waarde sterk is gedaald.

De SGP wil de werkelijkheid nuchter onder ogen zien: de bankencrisis en de schuldencrisis bij overheden zetten de solidariteit binnen de eurozone zwaar onder druk. De groeiperspectieven zijn somber en het consumentenvertrouwen bevindt zich op een laag niveau. Wie denkt dat economische groei de oplossing gaat bieden, herhaalt de historische fout die al velen malen in de EU is gemaakt. Het wordt tijd voor echte oplossingen.

Bankenunie onacceptabel
Een volledige Europese bankenunie is voor de SGP onacceptabel. Op zich kan Europees bankentoezicht helpen om meer grip te krijgen op de Europese bankensector, die over landgrenzen heen georganiseerd is. Goed toezicht moet dan waarborgen dat de banken niet opnieuw teveel kunnen uitlenen en hun balansen niet opnieuw kunnen overladen met slechte leningen en discutabele financiële producten. Beter toezicht is dan ook een goede zaak. Europese risicodeling via een bankenunie gaat de SGP echter te ver. Dit zou betekenen dat omvallende banken en spaartegoeden in de toekomst niet meer door het euroland zelf worden gered, maar door de bankensector in de eurozone als geheel, via een zogenaamd Europees resolutiefonds en een depositogarantiefonds. Omdat het resolutiefonds geleidelijk zal worden gevuld door de banken zelf, is de kans groot dat het zeker de komende tien jaar nog over onvoldoende middelen beschikt. In dat geval moeten overheden, als de bail-in van investeerders tekort schiet, alsnog bijspringen als een bank gered moet worden. Omdat veel landen in nood zelf niet het geld hebben om hun eigen banken van nieuw kapitaal te voorzien, wordt de rekening verdeeld over de rest van de eurozone.

Daar komt bij dat Nederland en veel andere Noord-Europese lidstaten de problemen met de banken zelf hebben aangepakt. Nederlandse banken, zoals ABN AMRO, ING en SNS Bank zijn gered of gesteund met Nederlands belastinggeld. Veel Zuid-Europese landen hebben echter lang doorgemodderd en nog nauwelijks banken geherstructureerd. Op dit moment is er nog onvoldoende zicht op de omvang van de kapitaalbehoefte van zwakke banken. Dat maakt de bankenunie tot een hachelijk onderneming. Er zullen vele miljarden moeten worden afgeschreven en banken zullen extra geld nodig hebben om de bankbalansen gezond te maken. Deze banken dreigen straks met Europees geld gered te worden, bijvoorbeeld via goedkope leningen van de ECB, wat ook een fors inflatierisico met zich meebrengt. De SGP wil voorkomen dat de Nederlandse belastingbetaler twee keer betaalt: één keer voor de redding van de Nederlandse banken, en vervolgens via de Europese middelen ook nog voor de Zuid-Europese banken.

Niet doormodderen
De vraag is dan wel welke oplossing wel gekozen kan worden. Doormodderen met de EMU is geen optie. Bij alle mogelijke oplossingen is gedeeltelijke kwijtschelding van de te hoge schulden van banken en landen met de ernstigste problemen onvermijdelijk. Het overeind houden van noodlijdende banken en zwakke eurolanden door lidstaten met een sterke economie is uiteindelijk geen oplossing. Als later dit jaar de stresstests van de ECB duidelijk maken hoeveel kapitaal de banken in zwakke landen nodig hebben, komen hopelijk eindelijk de cijfers van de slechte leningen op de bankbalansen op tafel.

De echte oplossing dient zich pas aan als landen door een gezonde verhouding tussen lonen, prijzen en productie komen tot economisch herstel. Om te zorgen dat landen weer concurrerend kunnen worden, moeten ze hun munt in waarde laten dalen en dat kan niet zolang ze de euro hebben. Als ze overstappen naar een nationale munt, kunnen ze door een aangepaste wisselkoers devalueren waardoor ze goedkoper kunnen exporteren. De economie van het land kan dan weer gezond worden. Een land dat ook op langere termijn binnen de eurozone niet concurrerend kan worden, heeft er dus belang bij om buiten de eurozone te herstellen van de grote economische schok waardoor het is getroffen. Dit biedt een oplossing voor enkele zwakke eurolanden met een hoge schuldenlast die bovendien een dramatisch hoge werkloosheid kennen. Zij moeten weer perspectief krijgen, omdat ze maatschappelijk en economisch met hun rug tegen de muur staan. Dit scenario kan werkelijkheid worden voor landen als Griekenland, Portugal en Cyprus. Een begeleide uittreding voorkomt dat deze eurolanden en de eurozone als geheel van crisis naar crisis blijven voortmodderen op de ingeslagen weg. Belangrijke randvoorwaarde is dat het in goede samenspraak met het land plaatsvindt en dat het land een hulpplan krijgt. Daarmee kan het land de ergste schok opvangen en gericht aan structureel herstel werken. Het geldt gelijk als waarschuwing voor de voorlopig blijvende landen wat er gebeurt als ze niet tijdig orde op zaken stellen.

Een dergelijke zorgvuldige aanpak met uittreding waar nodig heeft de voorkeur boven een wanordelijk uiteenvallen van de eurozone. Dat zou namelijk het vertrouwen aantasten waar de economie op gebaseerd is. Goede banken zouden hier ook door worden getroffen en het zou de economie in het hart raken met grote schade als gevolg.

De juiste aanpak voor de eurocrisis bestaat dus uit het afschrijven van slechte leningen, het gezond maken van banken en de uittreding van eurolanden die het te moeilijk hebben met hun concurrentiepositie. De zwakke landen en de eurozone als geheel krijgen dan weer perspectief op een duurzaam herstel. Dat moet waarborgen dat de eurozone economisch gezond wordt en blijft. Dat kan niet als landen te ongelijksoortig zijn of zich niet willen toeleggen op de bijbehorende financiën en economie. Alle scenario’s voor crisisbestrijding zullen veel geld kosten, maar deze benadering pakt de problemen effectief bij de bron aan.