De politiek als huismeester: Psychologisch geweld en wetgeving

door | 27 januari 2014

Vijf uur ‘s ochtends, Europa wordt wakker. Een administratief medewerker met een nerveuze glimlach belt bij u aan :

  • Meneer, ik sommeer u om uw woning te verlaten.
  • Wablief ? Wie bent u ?
  • Ik ben medewerker van de Hoogste Autoriteit voor de Uitroeiïng van de Gender-Onderdrukking, de HAUGO.
  • …welke onderdrukking ???
  • Gender-onderdrukking, meneer. Komt u met mij mee ?
  • Maar u kunt toch niet zomaar…
  • Ik heb alle bevoegdheden, meneer, maakt u zich geen zorgen.
  • En als ik weiger ?
  • De politie staat een eindje verderop en wachten op mijn teken om in te ingrijpen als u niet meewerkt. U heeft tien minuten om uw spullen te pakken.
  • Maar… waar word ik dan van beschuldigd ?
  • U bent aangeklaagd als waarschijnlijke dader van psychologisch geweld tegen uw vrouw.
  • Wat voor geweld ? Ik heb mijn vrouw, of wie dan ook, nooit geslagen !
  • U wordt beschuldigd van psychologisch geweld, meneer.
  • Door wie ?
  • Dat kan ik u niet zeggen.
  • Maar wat is het dan waarvan ik word beschuldigd ?
  • Psychologisch geweld, meneer, zoals ik u zojuist zei. U heeft nog slechts enkele minuten voordat ik de politie laat ingrijpen.
  • Mag ik op zijn minst een antwoord geven op deze beschuldiging ?
  • Later, meneer.
  • Luister eens, ik heb ook rechten ! Laat mij ten minste mijn advokaat bellen !
  • Nee meneer. U staat niet onder arrest. Wij nemen slechts unilateraal een civiele voorzorgsmaatsregel. U kunt, uiteraard, al uw rechten laten gelden wanneer dit nodig is. Nu moet u echter uw woning verlaten.

U neemt in alle haast enkele spullen bij elkaar en volgt de HAUGO-medewerker. Terwijl u de deur achter u sluit vraagt u de medewerker :

  • Wanneer mag ik weer naar huis ?
  • Wij houden u daarvan op de hoogte.
  • Met een brief ? (op licht ironische toon)
  • Daar waar u besluit te verblijven gedurende het onderzoek.
  • Hoe lang zal dit onderzoek duren ?
  • Tussen één en vier maanden.
  • U kunt aangegeven zijn door een kantoormedewerker, de psycholoog van uw vrouw – het beroepsgeheim wordt in geval van psychologisch geweld opgeheven – uw vrouw zelf, haar moeder of haar minnaar ; het maakt niet uit : waarschijnlijk zult u het nooit te weten komen. U ben aangegeven en dat is voldoende.

 

Dit toekomstbeeld is, zonder overdrijving en in alle details, strikt conform aan het Verdrag van de Raad van Europa tegen het Gender-geweld dat in 2011 in Istanbul getekend werd: http://conventions.coe.int/Treaty/EN/Treaties/HTML/210.htm

De Waalse jurist en filosoof Drieu Godefridi levert met zijn essay « De la violence de genre à la négation du droit » een magistraal betoog over de invloed van de gender-ideologie en de opkomst van de arbitraire rechtspraak in Europa.

Psychologisch geweld

In het kader van de bestrijding van het huiselijk geweld nam Spanje in 1999 een wet aan die psychologisch geweld strafbaar stelt. Frankrijk volgde met een vergelijkbare wet in 2010 en de Raad van Europa in 2011. De woordkeus die door gender-ideologie is ontwikkeld, (“man en vrouw” worden geen biologische grond toegekend, maar slechts als conventionele begrippen beschouwd) is in deze wetten overgenomen.
In Spanje gaat de invloed van de gender-ideologie nog verder dan de woordkeus : het begrip van “man en vrouw” zou slechts een middel zijn van de patriarchale en fallocratische cultuur om de overheersing van de man in stand te houden. De wet die Spanje in 2004 promulgeerde, « Ley organica de medidas de proteccion integral contra la violencia de genero » is slechts van toepassing wanneer de auteur van het delict een man is en het slachtoffer vrouw (art. 37 vv.).
http://www.tribunalconstitucional.es/fr/jurisprudencia/Pages/Sentencia.aspx?cod=15755

Bij de totstandkoming van de Franse wet in 2010 (artikel 222-33-2-1 wetboek van strafrecht) dienden de feministische psychologe M-F Hirigoyen en de advocaat Y. Mellul als experts.
Als geëngageerde dames kan men deze experts een zekere overdrijving niet kwalijk nemen (« psychologisch geweld op psychologisch vlak komt overeen met moord », verklaarde Y. Mellul).
De onzorgvuldige definities (psychologisch geweld wordt beschreven als « herhaaldelijk handelen dat de levensomstandigheden van de partner verslechtert. ») en de juridische consequenties hiervan zijn echter problematisch.

De hulp van dezelfde experts werd ingeroepen ter voorbereiding van het Verdrag van Istanbul van 2011 dat zich tot doel stelt alle vormen van geweld tegen vrouwen tegen te gaan. Artikel 3 beschrijft het geweld als de schade of het lijden op lichamelijk, seksueel, psychologisch of economisch vlak, ofwel het bedreigen hiermee.

Politieke middelen en argumenten

De Italiaan Antonio Gramsci schreef terecht dat geen politieke strijd gestreden kan worden wanneer men niet eerst de harten heeft veroverd. Met een kwestie als het huiselijk geweld is dit eenvoudig : iedereen is het erover eens dat huiselijk geweld voorkomen moet worden. Aan de hand van selectieve statistieken met cijfers die aangeven dat huiselijk geweld tegen vrouwen voorkomt (die men, afhankelijk van de vraagstelling met resultaten kan voorzien die men wil) en ideeën die mee gaan met de tijdsgeest (vrouwen vormen een kwetsbare minderheid), kan men zonder moeite wetten laten uitvaardigen die een ideologie ondersteunen.

De Spaanse wet van 2004 vraagt in Artikel 12 vraagt aan de ondertekenaars de uitroeiing (erradicacion) van de vooroordelen, gewoontes, tradities en iedere rolbevestigende praktijk die er ten opzichte van vrouwen en mannen bestaan.

Het rapport « psychologisch geweld » van de EP-commissie voor de rechten van de vrouw en gelijke kansen van 9 november 2011 meldt dat een wetenschappelijk onderzoek uitwijst dat onevenredig veel vrouwen slachtoffer zijn van psychologisch geweld. Als bron geven zij een telefonische enquête in de VS (« The National center of victims of crime » www.ncvc.org) waarin de vragen uitsluitend over mannelijk geweld tegen vrouwen gingen ; en een studie van de Canadese regering « La violence psychologique – un document de travail » uit 2008, dat echter zwart op wit de bovenstaande bewering tegenspreekt : « Het psychologisch geweld is bijna gelijk onder mannen (17%) en vrouwen (18%). »

Daarenboven is M-F Hirigoyen zeer inconsequent in haar benadering van het probleem huiselijk geweld. Zij schrijft weliswaar in haar boek « Femmes sous emprise » dat « geweld niet eigen is aan één of andere sekse » en dat mannen slachtoffer kunnen worden van specifiek vrouwelijk psychologisch geweld (valse zwangerschapsverklaring, zelfmoord-chantage, valse verklaringen van ongewenste intimiteiten bij de kinderen, scheldwoorden tegen mannelijkheid…). Ook schrijft zij dat rekening gehouden dient te worden met het feit dat mannen uit schaamte minder geneigd zijn om zich als slachtoffer te bekennen. De auteur beweert echter meermalen in haar boek dat 97% van de slachtoffers vrouw zijn. De enige bron die zij daarvoor geeft is een telefonische enquête dat in 2000 gehouden werd onder 6970 vrouwen van 20 tot 59 jaar : Enquete nationale sur les violences envers les femmes en France (Enveff).

De Enveff-enquete beschreef de volgende gevallen als voorbeelden van psychologisch huiselijk geweld :

  • verhinderen om met vrienden of familieleden te praten of te ontmoeten
  • zwijgen, weigeren van discussie
  • verhinderen om met anderen te praten, uit jaloezie
  • verhinderen om aan het huishoudgeld te komen
  • bekritiseren, weigeren naar waarde te schatten
  • onaangename opmerkingen maken over het lichaam
  • uit de auto zetten
  • geen rekening houden met haar mening

Drieu Godefridi vergelijkt deze lijst met een andere lijst uit 2012:

  • weigeren om mee te helpen met het huishouden
  • de credit card in beslag nemen
  • « d’r uit ! » schreeuwen en uit de auto zetten
  • aftuigen ten overstaan van vrienden
  • in het openbaar uitschelden, uit jaloezie
  • de draagbare telefoon in het water gooien
  • gedurende een half uur meer dan 30 keer bellen
  • het scheuren van zijn kleren
  • gedurende 8 dagen niets zeggen
  • zijn spullen door het raam de straat op gooien
  • de auto vandaliseren

De laatste lijst is afkomstig uit het vrouwenblad Cosmopolitan van augustus 2012 waarin de lezeressen zich onder de rubriek « psycho » konden uitlaten over wat zij hun partner aandeden wanneer zij het zat waren. De vergelijking mag doen glimlachen. Niettemin is het nauwelijks overdreven om te zeggen dat wanneer de vrouw slachtoffer is, het als een delict geldt, terwijl wanneer de man slachtoffer is, het geldt als een overtreding.

Arbitraire rechtspraak

De erkenning van psychologisch geweld in het wetboek van strafrecht is om verschillende reden arbitrair: De definitie van psychologisch geweld zoals deze in de wetten is opgenomen biedt veel ruimte tot interpretatie.

Bij een wettekst die op meerdere manieren te interpreteren is, wordt van de rechter een zekere coherentie ten opzichte van het delict en de gelden schade verwacht. Wanneer de concrete definitie van het delict zelf echter ontbreekt, wordt de rechtspraak arbitrair. De wetgever zadelt de strafrechter op met de taak om uitspraak te doen over een delict dat zonder juridische termen geformuleerd is. Zo kan het delict pas helder geformuleerd worden op het moment dat de rechter uitspraak doet.

Voor een uitspraak van de rechter zijn twee elementen nodig: intentie (vrijwillig of niet) en de geleden schade. Het delict van psychologisch geweld bestaat uit drie, uitsluitend psychologische, elementen: de intentie, het geweld en de schade. Terwijl lichamelijke schade objectief is, is de psychologische schade afhankelijk van de interpretatie van het slachtoffer en de waarnemer (politie, psychiater). Bovendien hangt het getuigenis af van de aanvankelijke psychologische gesteldheid van het slachtoffer : een kwetsbaar persoon vat psychologisch geweld anders op dan een sterk iemand. Bij lichamelijk geweld zijn oorzaak en gevolg objectief, in tegenstelling tot psychologisch geweld.
Daarnaast is ook het getuigenis van een dokter of psychiater een moeilijk punt in de rechtspraak. Het is bekend dat men in Brussel voor het luttele bedrag van 5 euro een medische verklaring van een dokter kan krijgen, getuige dit artikel van de publieke omroep RTBF: http://www.rtbf.be/info/regions/detail_bruxelles-un-certificat-medical-a-5-euros-qui-dit-mieux?id=7618643

Hirigoyen beschrijft de psychologische barbaarsheid van mannen als volgt : « zwijgen, met opzet heel zachtjes praten, regelmatig een kus weigeren, gedurende meerdere dagen mokken ». (Femmes sous emprise 43-45 en 77)

Betekenis en nut van een wet tegen psychologisch geweld

Sinds 2004 wordt het onderscheid tussen lichamelijk en psychologisch geweld niet meer gemaakt, waardoor het onmogelijk is de enquêtes van het ene tijdperk en land te vergelijken met het andere. De 141.222 delicten in Spanje in 2011 omvatten zowel de lichamelijke als psychologische geweldplegingen, zonder onderscheid.

« Het huiselijk geweld tegen vrouwen tussen de 16 en 44 jaar zou tegenwoordig de belangrijkste slachtoffer- en doodsoorzaak zijn, meer nog dan verkeersongelukken en kanker. » (Ignacio Ramonet, Le monde diplomatique, juli 2004)

Deze uitspraak is afkomstig van de parlementaire vergadering van de Raad van Europa, recommandation 1582, een tekst die 27 sept 2002 werd aangenomen. Geen enkele wetenschappelijke studie werd in de bron genoemd. (opmerkelijk is de voorwaardelijke wijs die hier gebruikt wordt bij een statistisch gegeven)

De officiële statistieken geven in Frankrijk voor 2004 de volgende cijfers : dood door huiselijk geweld : 162 vrouwen ; 25 mannen op een totaal van 509.408 (waaronder 246.338 vrouwen). Slachtoffers van verkeersongelukken: 24.231, waaronder 1354 vrouwen.

texquisVage en onheldere beschuldigingen vormen de instrumenten van Machtsuitoefening, zoals Bertrand de Jouvenel deze definieerde, om de opstandigen te doen buigen. Rusland veroordeelde Pussy Riot aan de hand van een vage formulering artikel 216 van het wetboek van strafrecht van de Russische Federatie, die stipuleert dat « opzettelijke aantasting van de openbare orde die een expliciet respect jegens de samenleving ontbreekt ». Voor de westerse media waren deze arbitraire beschuldigingen slechts een voorwendsel om deze politieke tegenstanders als voorbeeld te laten fungeren voor een staat die niet met zich laat spotten.
Men mag bedenkingen hebben over deze gang van zaken in Rusland. Maar het feit dat de ideologie van een handjevol radicale gender-filosofen (een filosofie die pas in de jaren 90 is ontstaan!) verregaande invloed heeft op de uitvoerende macht en de rechtspraak in Europa, is minstens zo bedenkelijk.

N.a.v. Drieu Godefridi, De la violence de genre à la négation du droit (Texquis, Brussel, 2013).