Eurobonds en de knoflookkloof

door | 26 mei 2012

Op de laatstgehouden informele eurotop in Brussel werd ‘ie weer duidelijk zichtbaar: de knoflookkloof. Kortweg geeft deze lastig uitspreekbare term aan dat er qua economische en politieke cultuur een wereld van verschil is tussen noordelijk en zuidelijk gelegen landen in Europa. De voorstanders van eurobonds vind je bezuiden de knoflookkloof, terwijl je aan de andere kant ervan de tegenstanders aantreft.

Voor de niet-economen: bij ‘eurobonds’ gaat het om het gezamenlijk uitschrijven van staatsschuldleningen door de 17 EU-lidstaten die deelnemen aan de eurozone, officieel de Economische en Monetaire Unie (EMU) genoemd. Tot nog toe moet elke EMU-lidstaat z’n eigen staatsleningen op de financiële markten aan de man brengen. Duitsland en Nederland betalen momenteel een historisch lage rente (1,5 tot 2 procent per jaar), terwijl Italië en Spanje rond de 6 procent rente moeten betalen. Frankrijk en België zitten daar met zo’n 3 procent tussenin. Door het uitschrijven van ‘eurobonds’ komt het rentetarief voor alle eurolanden naar schatting uit rond de 3 tot 3,5 procent. Dat betekent een voordeel voor knoflooklievende zuidelijke Europeanen, terwijl bijvoorbeeld Nederland per jaar een slordige 5,5 miljard euro extra aan rentelasten gaat betalen en Duitsland jaarlijks ruim 30 miljard euro meer kwijt zal zijn.

De Duitse bondskanselier Angela Merkel is er tegen, maar staat onder druk van andere Europese leiders zoals de Italiaanse premier Mario Monti (links) en de Franse president François Hollande (rechts) om in te stemmen met de invoering van eurobonds.

Nu kun je natuurlijk het verhaal houden dat de rijke en welvarende landen in het noorden, Duitsland en Nederland voorop, meer solidariteit moeten betonen met de zielige zuiderlingen die zich in een diepe economische crisis bevinden en zich niet aan hun eigen haren uit de financiële blubber kunnen trekken. Maar op de keper beschouwd is dit misbruik of omkering van het begrip solidariteit. Waarom? Ik noem drie redenen.

Ten eerste hebben de Zuid-Europese lidstaten, Frankrijk incluis, jarenlang kunnen profiteren van een veel lagere rente op hun staatsschuld, dankzij het feit dat zij voortijdig tot de EMU zijn toegelaten. Die toelating was voorbarig, ondanks de ronkende woorden van de Europese Commissie indertijd. Ieder die iets meer ingevoerd was, wist gewoon dat het merendeel van de EMU-landen in materieel opzicht niet voldeed aan de EMU-toetredingsvoorwaarden. Frankrijk en Italië hebben met eenmalige maatregelen (bijvoorbeeld door een greep in de pensioenkas van een staatsbedrijf) hun begrotingstekort in 1997 geflatteerd. Griekenland is helemaal een verhaal apart. In 1999 werden de chronisch verliesgevende staatsbedrijven niet meegerekend in de bepaling van de staatsschuld. Ook deugden – zo bleek achteraf – de statistische gegevens niet over het begrotingstekort en de staatsschuld in de periode 1997-2000. Verder heeft Griekenland – met hulp van Amerikaanse zakenbanken als Goldman Sachs en JP Morgan – jarenlang de groeiende schuldenberg voor de Europese toezichthouders deels uit het zicht weten te houden door miljardenkredieten als ’valutatransacties’ in de boeken op te nemen.

In het algemeen geldt verder dat het gunstig economisch getij eind jaren negentig veel EU-lidstaten een handje heeft geholpen, zodat ze met de hakken over de sloot slaagden voor het ‘EMU-toelatingsexamen’.

Ondanks deze valse start van de EMU ging het een aantal jaren lang heel aardig met de euro. De markten hadden er redelijk veel vertrouwen in, wat bleek uit de lage rentetarieven voor Portugal, Italië, Griekenland en Spanje – in eurowandelgangen aangeduid als ‘PIGS’. En wat denk je? Hebben de ‘PIGS’ de economische meewind en het rentevoordeel benut om hun staatsschulden (deels) af te bouwen? No way, van geen kant. Ze hebben net als varkentjes zich lekker in hun luxe modderbadje rondgewenteld en klagen nu dat de financiële markten ‘out of the blue’ oordelen dat hun schuldpapieren eigenlijk te vies zijn om aan te pakken.

Ten tweede moet de argeloze solidariteitsbetoger ook weten dat de zuidelijke Europese landen jarenlang steun uit het Europese cohesiefonds hebben gekregen. Die transfers liepen nog door terwijl ze al toegelaten waren tot de eurozone. Ook deze onterecht verkregen middelen zijn grotendeels uitgegeven aan overheidsconsumptie (ambtenarensalarissen, goudgerande pensioenregelingen, subsidies voor dodgy scheepswerven, enzovoorts); kortom, ze zijn in elk geval niet benut om een begin te maken met hoogstnoodzakelijke hervormingen van hun economische structuur. Als verzachtende omstandigheid voor de regeringen kan aangevoerd worden dat machtige vakbonden ze nogal dwars zaten met stakingen en dergelijke acties. Inderdaad vervelend. Maar ja, de regeringen wilden allemaal maar wat graag in de euroboot meeliften, en kwamen er toen plotsklaps achter dat ze niet meer het kunstje konden opvoeren van het geven van een salarisverhoging aan arbeiders en ambtenaren met de ene hand en die vervolgens met de andere hand weer afpakken door wat extra inflatie.

In de derde plaats doen de zuidelijke lidstaten een nogal doorzichtig beroep op meer solidariteit van de kant van de noordelijke lidstaten. Want bij de totstandkoming van de zgn. ‘Agenda2000’ eind jaren ’90  -een voorstel van de Europese Commissie om de toetreding van Midden- en Oost-Europese landen tot de EU te faciliteren – weigerden zij solidariteit op te brengen ten gunste van deze veelal nog armere Europese landen. Solidariteit die enkel en alleen gunstig voor jezelf uitpakt, noem je volgens mij anders. Dan heb je het over egoïsme of nationalisme, de collectieve pendant ervan. Bovendien heb ik mij altijd hogelijk verbaasd over politici die een pleidooi voeren voor solidariteit tussen Friezen en Italianen, terwijl de steenrijke Noord-Italianen niet eens die solidariteit voor hun eigen volksgenoten in straatarme zuidelijke regio’s als Basilicata, Calabrië en Apulië willen opbrengen.

Als gevolg van de grote onderlinge verschillen in economische ‘fundamentals’ van de EMU-landen is het tijdelijke voordeel van deelname aan de euro nu omgeslagen in een groot nadeel. De euro bleek een echte mooi-weer-munt te zijn. Door het gebrek aan onderlinge overeenkomst en economische afstemming op elkaar ontstaan er grote spanningen tussen en binnen de nationale economieën. De druk loopt in bepaalde landen hoog op – en parallel daarmee de rente op de staatsschuld. Eens temeer blijkt dat je de Europese Unie bezwaarlijk kunt vergelijken met de Verenigde Staten van Amerika. Daar heb je – net als in Nederland – wel een biblebelt, maar geen knoflookkloof. Om die reden staat er in het Verdrag van Maastricht dat de EU-lidstaten niet opdraaien voor elkaars staatsschuld, maar dat elke lidstaat zelf een prudent economisch en financieel beleid moet voeren. De landen die dat niet doen of niet hebben gedaan, brengen niet alleen de stabiliteit van zichzelf, maar ook die van de andere leden van de eurozone in gevaar. Vaclav Klaus heeft gelijk als hij zegt dat er in Europa geen sprake is van een authentieke vorm van solidariteit. En daarom geldt in EMU-verband de paradox dat Europese landen solidair kunnen zijn met elkaar door de gevolgen van slecht beleid niet op anderen af te wentelen, maar vooral zelf ervoor zorg te dragen het huishoudboekje van de staat op orde te brengen en te houden.

Uiteraard betekent dit niet dat vormen van wederzijdse assistentie in Europees verband onwenselijk zijn. Zo valt het zeer toe te juichen dat Nederlandse belastingambtenaren hun Griekse collegae behulpzaam zijn met het opzetten van een deugdelijk systeem voor de inning van belastingen. Verder past de nuancering dat de lidstaat Spanje zijn begroting tot net voor de crisis altijd redelijk op orde heeft kunnen houden en de staatsschuldquote terugbracht tot onder de 45 procent. Het is goed wanneer andere EU-landen Spanje helpen om de hoge jeugdwerkloosheid, waar het land al jaren mee kampt, terug te dringen.

Het feit dat de rente die de EMU-lidstaten voor hun staatsschuld moeten betalen nogal fors uiteenloopt, representeert de economische verschillen tussen die landen. Het egaliseren van die rentetarieven door het uitgeven van ‘eurobonds’, maakt nog meer zware bezuinigingen in Duitsland en Nederland noodzakelijk  om de miljarden aan extra renteafdrachten op te brengen, terwijl de noodzakelijke hervormingen en saneringen in de landen aan gene zijde van de knoflookkloof worden uitgesteld, zo mogelijk tot een volgende crisis. Kortom: ‘eurobonds’ straffen goed beleid af en belonen slecht beleid. Mocht het onverhoopt zover komen, dan stel ik voor de euro te vervangen door de meuro, wegens het penetrante mediterrane luchtje dat eraan zit.