Het slavernijdebat – Repliek

door | 16 oktober 2020

Geachte mevrouw Schutte, 

De in de Groene van 26 okt. jl. gepresenteerde slavernij-artikelentriptiek wordt op de voorkaft aangeduid onder de titel “Het slavernij-debat – Hoe pijnlijk ook we moeten in ons belaste verleden blijven graven”.

Drie ‘sermoenen’ met een op hoofdlijnen gelijkluidende strekking kan men, ook met de beste wil van de wereld, niet als debat presenteren. Ik heb u daarom opgeroepen om van het toegezegde debat ook een echt debat te maken en daartoe mijn stuk aangeleverd.

Zoals in elk normaal debat bevat mijn contra-betoog de weerlegging van het gepresenteerde. Dat ik daarbij ‘selectief’ tewerk ga ligt voor de hand. Men richt zich in een debat op die uitspraken waar men het niet mee eens is en ook op de achterwege gelaten informatie die nodig is voor het complete beeld. Dat ik het bij zulke ‘kanttekeningen’ laat is echter niet waar. En als u niet in staat bent in mijn stuk te onderscheiden tussen ‘kanttekeningen’ en contrabetoog dat adviseer ik u mijn stuk aan een stagiair te geven met de opdracht geef op max. 1 A4 het betoog weer van deze tekst.

Bij Van der Hoeven is de weggelaten informatie het vrijwel verdonkeremanen van de Afrikaanse betrokkenheid bij de slavenhandel: U mag ervan uitgaan dat elke negerslaaf die van Afrika naar Amerika werd verscheept, gevangen werd en werd verkocht door ‘landgenoten’. Als de blanke inwoners van Europa een ‘pijnlijk’ slavernijverleden hebben dan geldt dat in gelijke mate voor de zwarte inwoners van Afrika. Er zijn generaliserend gezegd wereldwijd twee soorten negers: zij die afstammen van slaven en zij die afstammen van slavenjagers, de laatste soort bleef in Afrika. Een ‘inconvenient truth’ waaraan Van der Hoeven voorbij gaat en die bijvoorbeeld Ellen Ombre (u haalt haar aan) weigert te accepteren: Zij maakt zichzelf wijs dat op een of andere manier de negerslavenjagers te onnozel waren om door te hebben waar zij mee bezig waren. Alsof negers achterlijk zijn. Alsof er ook in die tijd al, geen negers naar Nederland reisden en weer terug kwamen in Afrika (Michiel de Ruiter had in Vlissingen een zwart straatvriendje dat hij later weer tegenkwam aan de Goudkust). Het lijkt mij ook zeer onwaarschijnlijk dat er nooit ‘vrije negers’ de reis heen en weer naar Amerika maakten. Gelooft u mij “das Wesentliche wurde gewusst”. En deze argumentatie is geen kanttekening maar contra-betoog.

Bij De Vries wordt een heel merkwaardig beeld gecreëerd van een historische menselijke samenleving die in moreel opzicht zozeer van de huidige verschilt dat een oordeel over dat verleden eigenlijk onmogelijk is. Hij illustreert dat met het kattenmeppersgruwelverhaal, een soort uitbijter in het historische feitenmateriaal die ik door informatie uit andere bron bevestigd zou willen zien voor ik hem accepteer en die in elk geval als uitbijter geen trend illustreert. Dat kattenmeppen past in ‘t geheel niet bij de morele sfeer van het gelijktijdige Diakenhuismannetje (Beets) of Oliver Twist (Dickens). Wel illustreert het de wezenlijke inconsequentie van het betoog van De Vries en geestverwanten: Als je je niet hoeft te schamen voor voorouders die gruwelijke dierenbeulen waren waarom dan wel voor voorouders die slavernij praktiseerden?

De Swaan laat ik even voor wat hij hier is – de propagandist van prof. Wekker, de evangeliste van het blanke schuldbesef. Ik zou binnen het kader van deze brief, teveel ruimte nodig hebben om haar boodschap recht te doen. 

De boodschap van De Groene was helder. Mijn contrabetoog was dunkt mij eveneens helder. Dat u dat contrabetoog niet wilt plaatsen maakt mij duidelijk dat u een wezenlijk debat liever ontwijkt en dat vind ik voor een blad als De Groene moreel ondermaats.

De Groene was een blad dat het debat niet schuwde. U zou als hoofdredacteur de ambitie moeten hebben om die traditie voort te zetten. En zo te laten zien dat De Groene meer is dan bijvoorbeeld het evangelisatiekrantje van Jesse Klaver cum suis.

Ook mijn vriendelijke groet,

Klaas Maas