Hoe de Democratische partij de blanke arbeider aan Trump verloor

door | 9 november 2016

De duiding van Trump als een ultra-rechtse klootzak laat zien hoezeer opiniemakers niets hebben begrepen over hoe de Democratische partij deze verkiezingen heeft kunnen verliezen. De les van Bill Clinton (It’s the economy, stupid!) lijkt niet ter harte te zijn genomen en de Democraten hebben de verkiezingen verloren op hun eigen terrein, letterlijk en figuurlijk.

De Amerikaanse presidentsverkiezingen lopen altijd via hetzelfde stramien. De Democraten winnen de oostkust en de (noord)westkust en de staten rond de grote meren in het noorden. Republikeinen winnen alles daartussen. Als er iets wel opmerkelijk is aan deze presidentsverkiezing is het dat de Democraten werden verslagen in de staten rond de grote meren, de zogenoemde rust-belt: een groep van staten waar van oudsher de auto- en metaal-industrie was gevestigd en die nu slechte tijden doormaakt.

Opmerkelijk genoeg slaagde Obama er in 2012 nog in om de gunst van deze staten te winnen door de bail-out van de noodlijdende auto-industrie. De Democraten zijn van oudsher opgekomen voor de overwegend blanke arbeiders uit deze staten door immigratie-tempering en protectionistische maatregelen. Arbeidsmigratie en vrijhandel waren immers de standpunten van de Republikeinen.

Deze lessen lijken volledig te zijn vergeten door de Hillary-campagne, die zich heeft laten verleiden tot een cultuur-strijd: vrouwenrechten, anti-racisme en pro-abortus. Het probleem is echter dat dit niet aanslaat bij de traditionele Democratische arbeidersachterban in de rust-belt – zij willen banen. Trump heeft een slimme campagne gevoerd door te pleiten voor immigratie-beperking en protectionisme. Hij beloofde ook ‘a better deal’ in handelsrelaties met China en Zuid-Amerika.  Clinton wilde daarentegen open grenzen voor handel en migratie. industrie

Het is een hardnekkige mythe dat Trump de verkiezingen zou hebben gewonnen door een gemene zaak te maken met radicaal-rechts, de zogeheten Alt-right. Zo tonen de senaatsverkiezingen in Louisiana, die gelijktijdig met de presidentsverkiezingen werden gehouden, aan dat de rechts-radicale kandidaat David Duke niet kon profiteren van een vermeend Trump-effect – hij greep naast de senaatszetel – ondanks het feit dat Trump deze staat met ruime cijfers won.

Clinton heeft daarentegen veel blanke Amerikaanse arbeiders van zich vervreemd door achter gesloten deuren over hen te spreken als ‘irredeemable deplorables’: mensen die niet mee kunnen komen in een globaliserende wereld en voor hun kritiek op arbeidsmigratie als racisten moreel in de hoek moeten worden gezet. Hierdoor wekte zij de indruk dat zij hen niet serieus nam, en zich boven hen verheven voelde. Zij sprak hiermee hoogopgeleide jongeren uit hogere klassen aan, maar niet de traditionele Democratische arbeidersachterban.

Trump is niet een ultra-rechtse redneck, maar een New Yorkse zakenman die op sociaal-economisch vlak meer gemeen had met Bernie Sanders dan met zijn mede-Republikeinen. Met de linkse Bernie Sanders  hadden de Democraten de Republikeinen kunnen verslaan, maar in plaats van de sociaal-economische strijd heeft de Democratische conventie gekozen voor establishment-kandidaat Clinton, een huisvriendin van Wallstreet. Het heeft hen het presidentschap gekost.