Nut “TTIP” vrijhandelsakkoord EU-VS twijfelachtig

door | 30 september 2014

Eind dit jaar hoopt men een vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten af te ronden, het zogenaamde TTIP (Transatlantic Trade and Investment Partnership). Voorstanders zien in het TTIP een bron van grotere economische groei en nieuwe werkgelegenheid. Critici vrezen voor de Europese consumentenbeschermingsstandaards. Het echte gevaar van het akkoord blijft veelal buiten beschouwing. De onderzoeken die tot nu toe door de voorstanders naar buiten zijn gebracht laten op zijn minst twijfel bestaan over het economische nut van TTIP en leggen zelfs serieus te nemen problemen bloot. De speculaties en hoopvolle verwachtingen over gunstige economische effecten doen enigszins aan de aanloop naar de invoering van de Euro denken.

Een blik op de cijfers volstaat om sceptisch te worden. De Bertelsmann-Stiftung, een economisch liberale Duitse denktank die zich sterk maakt voor TTIP, voorspelt in haar inschatting van het akkoord een groei van 2 miljoen arbeidsplaatsen. Ze beroept zich daarbij op cijfers van het ifo-Instituut, een gerenommeerde economische denktank. Het ifo-Instituut zelf komt in een ander onderzoek van de effecten echter slechts op een half miljoen nieuwe arbeidsplaatsen. Een getal dat, op een beoogde gezamenlijke markt van 800 miljoen mensen, nauwelijks zoden aan de dijk zet. Het wonderlijke is dat voor de uiteenlopende inschatting van de effecten van het akkoord in de verschillende onderzoeken in Gabriel Felbermayr een en dezelfde wetenschapper mede verantwoordelijk is.

Ook de aangenomen extra groei van de economie verdient het beter bekeken te worden. Inschattingen van de groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP) lopen uiteen van 0,48 tot 0,7 procent in de EU en rond de 0,3 tot 0,39 procent voor de Verenigde Staten. Voor deze positieve effecten is het echter essentieel dat zogenaamde non-tarifaire handelsbarrières afgebouwd worden. Daaronder vallen diverse normen voor de toelating van producten in het kader van de consumentenbescherming, de veiligheid of het arbeidsrecht. Het louter afbouwen van invoerheffingen die gesuggereerd wordt door het gebruik van de term ‘vrijhandelsakkoord’, is niet voldoende om tot noemenswaardige groei-impulsen te leiden. Het ifo-Institut constateert dan ook dat: “Het blijkt dat het productiviteitsbevorderende effect van het vrijhandelsinitiatief in alle regio’s verwaarloosbaar is, zolang men zich slechts op de reductie van invoerrechten richt.”

De Bertelsmannstichting geeft toe dat de werkloosheidsgraad door het wegnemen van invoerrechten alleen niet wezenlijk zal dalen. De enige profiteur daarvan zou Groot-Brittannië kunnen zijn, dat “door zijn bijzondere nabijheid tot de Verenigde Staten vanwege taal en cultuur in het bijzonder profiteert met een afname van de werkloosheidsgraad van 0,34 procentpunten.”

Twijfels aan het nut van de onderzoeken die tot nu toe gedaan zijn dus alleszins gerechtvaardigd. Dit soort aannames op basis van modellen doorstaan vaak niet de test aan de complexiteit van economische systemen. Ze fungeren veeleer als schijnbare legitimatie voor politieke beslissingen die achteraf niet zelden vergissingen blijken te zijn. Ook voor de invoering van de Euro voorspelden ‘deskundigen’ een rooskleurige toekomst voor de eurozone.

Waar het effect op het BBP en de werkloosheid verwaarloosbaar lijkt te zijn, zijn er elders ernstige gevaren verbonden aan het akkoord. Vrijhandelsakkoorden leiden noodzakelijkerwijs tot het omleggen van economische stromen. Door TTIP loopt bijvoorbeeld Duitsland het risico de successen van zijn handelspolitiek van de afgelopen 15 jaar te verspelen. In die tijd is het Duitsland gelukt zijn buitenlandse handel te diversificeren, crisis-bestendiger en minder afhankelijk van enkele handelspartners te maken. In het jaar 2000 ging nog bijna twee derde van de totale Duitse export naar EU-landen en ongeveer een tiende naar de VS. In 2013 was het aandeel van de export naar de EU gedaald naar 57%, de NAFTA-zone – oftewel de VS, Canada en Mexico bij elkaar – kwam nog aan 10 procent. Ook bij de import nam de betekenis van de VS voor Duitsland af, terwijl het belang van andere landen zoals China, Rusland en India voor de buitenlandse handel van Duitsland toenam. De voorstanders van TTIP stellen ook een omlegging van economische stromen in het vooruitzicht. Zo verwacht de Bertelsmannstichting dat Duitse handel zich zal verplaatsen van BRICS-landen naar de VS. De in- en uitvoer naar China zou met meer dan 12 procent afnemen.

Zelfs de TTIP gunstig gezinde onderzoeken laten geen noemenswaardig economisch nut van het akkoord zien. In zoverre er al economische voordelen zijn, zijn die er vooral voor de VS en Groot-Brittannië. Voor een land als Duitsland zijn alleen de economische risico’s duidelijk herkenbaar. Het omleggen van handelsstromen door TTIP doet de handelssuccessen van Duitsland in de afgelopen jaren in korte tijd teniet.

Wie met een open blik naar de economische politiek van Duitsland kijkt, ziet in dat het aangewezen is om in te zetten op versterking van de binnenlandse markt en de handel met de groeilanden, om zo de afhankelijkheid van de eigen economie van diep in de schulden stekende EU-lidstaten en door de gelddrukpers op de been gehouden VS te verminderen. Economische afhankelijkheid van de Verenigde Staten is in het belang van Duitsland noch Europa.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in het Duitse jongerentijdschrift Blaue Narzisse. Vertaling: Jonathan van Tongeren. Een uitvoeriger, met cijfers ondersteunde, analyse van TTIP (in het Duits) is te vinden op de site van Markus Mohr.