Persvrijheid

door | 7 oktober 2020

partijdige media

Chris Aalberts klaagt over een minder dan hartelijke bejegening die de pers soms ten deel valt in contacten met politieke partijen (zijn column Persvrijheid, Leidsch Dagblad, 4.5.2017). De vraag of de pers daar ook reden toe geeft stelt hij niet. Toch is die vraag relevant. De pers is het voornaamste communicatiekanaal tussen Politiek en Publiek. Van de pers wordt verwacht dat zij onpartijdig en adequaat functioneert, conform haar professionele code. Helaas is dat niet altijd het geval. Persvrijheid wordt binnen de beroepsgroep vaak opgevat als vrijheid om partij te kiezen, om (anti)propaganda te maken. Twee voorbeelden: (1) Begin 2006 produceerde Zembla een achtergrondstudie naar de Somalisch-Nederlandse VVD politica Ayaan Hirsi Ali; “De heilige Ayaan” werd op betwistbare gronden weggezet als leugenares. Onder het mom van objectieve journalistiek werd karaktermoord gepleegd op een politica die toen al meer dan een jaar beveiligd moest worden tegen die moslims die de koran opvatten als een ‘license to kill’. (2) Toen bij de recente verkiezingscampagnes 50PLUS spectaculair in de peilingen steeg haalden pers en media, van het Leidsch Dagblad t/m Pauw en Jinek, alles uit de kast om Henk Krol zo negatief mogelijk in het nieuws te zetten. De peilingscore van 50PLUS halveerde. Die partijdige opstelling van pers en media is een factor geweest in de verkiezingsuitslagen. Dat zoiets zijn weerslag heeft in de bejegening van de pers door politieke partijen, hoort Chris Aalberts niet te verbazen. De pers heeft bijkans een monopolie op de nieuwsvoorziening en hoort daar integer mee om te gaan. Je kunt geen scheidsrechter zijn en ook willen meespelen in de wedstrijd.