Door pretentie alternatiefloosheid drijft westers establishment kiezers naar alternatieven als Trump

door | 23 november 2016

“Achteraf bezien lijkt Trumps overwinning een logische voortzetting van een breder proces dat zich ontvouwt in de westerse wereld: Hongarije, Polen, Brexit, mogelijke politieke verschuivingen in Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk enzovoort”, aldus Ryszard Legutko, hoogleraar filosofie in Krakau en lid van het Europees Parlement voor de Poolse regeringspartij ‘Recht en Gerechtigheid’ (PiS, ECR-fractie) tegenover The American Conservative.

“Wat de ontwikkelingen in Europa en de Verenigde Staten gemeen lijken te hebben is een groeiend wantrouwen jegens het politieke establishment dat lange tijd de macht in handen heeft gehad. Mensen hebben een gevoel dat dit in veel gevallen het zelfde establishment is, ondanks de verandering van regeringen.”

Legutko analyseert vervolgens wat het wantrouwen jegens het politieke establishment veroorzaakt:

“Dit establishment wordt gekarakteriseerd door twee dingen: ten eerste, zowel in de Verenigde Staten als in Europa (en in Europa nog het sterkst) verklaren de vertegenwoordigers ervan schaamteloos dat er geen alternatief is voor hun agenda, dat er praktisch maar een set ideeën is – die van hun – die ieder beschaafd persoon mag onderschrijven, en dat zij zelf de enige verstrekkers van politieke respectabiliteit zijn; ten tweede zijn de leiders van dit establishment evident van matige kwaliteit, en dat is al zo lang het geval dat de kiezers het ook op kunnen merken.

Omdat de heersende politieke elites geloven dat zij de samenleving op de enige juiste politieke koers sturen, en dat zij de kwalitatief meest hoogstaande producten van de westerse politieke cultuur zijn, proberen ze het huidige conflict voor te stellen als een revolte van de onverlichte, verwarde en gemanipuleerde massa’s tegen de verlichte elites. In Europa lijkt het soms op een poging een nieuwe vorm van aristocratie te construeren, aangezien een plaats in de hiërarchie wordt toegewezen aan individuen en groepen, niet op basis van hun werkelijke opleiding of hun denkvermogen of de kracht van hun argumenten, maar vanwege het lidmaatschap van een bepaalde klasse. De nieuwe aristocraten zijn vol minachting voor het gepeupel, ze nemen geen blad voor de mond om ze de mantel uit te vegen, voor rotte vis uit te maken en de regels van de betamelijkheid te breken – en dit alles maakt niet dat ze zich minder aristocratisch voelen.

Het is denk ik dit contrast, tussen enerzijds de arrogantie waarmee de nieuwe aristocraten hun orthodoxie prediken en anderzijds de in het oog springende lage kwaliteit van hun leiderschap, dat uiteindelijk veel mensen in Europa en Amerika ertoe gedreven heeft om te zien naar alternatieven in een wereld waarvan het te lang was voorgehouden dat er geen alternatief was.”

Legutko wijst vervolgens fijntjes op de discrepantie in de beoordeling van de keuzes van de Amerikaanse kiezers door Europese establishment-commentatoren:

“Toen Amerika acht jaar geleden een volstrekt onbekende en onervaren politicus tot president koos, die ook nog eens niet bepaald een toonbeeld van politieke deugd was, werd deze keuze overal toegejuicht als een triomf van de politieke verlichting, en de president kreeg de Nobelprijs van tevoren, voordat hij iets had kunnen doen (niet dat hij naderhand iets van waarde deed). De voortzetting van dit beleid door Hillary Clinton voor nog eens acht jaar zou dit establishment en hun ideeën een nog sterkere positie hebben gegeven met alle betreurenswaardige gevolgen van dien.

Voor een buitenstaander als mijzelf, lijkt Amerika na de verkiezingen curieus verdeeld. Aan de ene kant is er het Amerika van Obama en Clinton dat het beste van de moderne politiek claimt te vertegenwoordigen, min of meer verenigd door een duidelijk linkse agenda met als doel een herstructurering van de Amerikaanse samenleving, het gezin, het onderwijs, gemeenschappen, de moraal. Dit Amerika loopt in de pas met wat algemeen beschouwd wordt als de tendens in de westerse wereld. Er lijkt echter ook een ander Amerika te bestaan, diep ontevreden met die eerste, kwaad en vastberaden, maar tegelijk verward en chaotisch, verlangend naar actie en energie, maar onzeker van zichzelf, trots op de verloren grootheid van hun land, maar zonder grote leiders, vol van hoop maar arm aan ideeën, een vreemde mengeling van groepen en ideologieën, zonder duidelijke identiteit of politieke agenda. Dit andere Amerika zou gepersonifieerd niet veel anders zijn dan Donald Trump.”

De christelijke kiezers

Rod Dreher van TAC vraagt Legutko hoe het kan dat 52 procent van de katholieken en meer dan 80 procent van de blanke evangelicalen op Trump stemden, ondanks het feit dat hij geen serieuze christen is. Dreher vermoedt zelf dat veel christenen van Trump verwachten dat er een einde komt aan de voortgaande aanvallen op de godsdienstvrijheid uit naam van de genderideologie.

“Christenen zijn de grootste vervolgde religieuze groep in de niet-westerse wereld, maar droevig genoeg ook de meest tot doelwit gemaakte religieuze groep in die westerse landen die besmet zijn met de ziekte van de politieke correctheid (dat wil zeggen vrijwel alle westerse landen). Sommige westerse christenen, inclusief de kerkleiding, hebben iedere gedachte aan verzet laten varen en niet alleen gecapituleerd maar zich zelfs bij de vijand aangesloten om hun eigen kudde te disciplineren. Geen wonder dat veel christenen bidden om betere tijden, hopende dat er tenminste een partij of een leider zal komen die de dwangbuis van de politieke correctheid wat losser kan maken en de anti-christelijke kantjes er af kan vijlen. Het was dan ook te verwachten dat, gegeven de keuze tussen Trump en Clinton, ze voor de eerste zouden kiezen. Maar is Trump zo’n leider?

Anti-christelijke vooroordelen hebben een institutionele en juridische vorm van zo’n omvang aangenomen, dat geen president, ongeacht hoe toegewijd aan de zaak, er snel verandering in kan brengen. Het is vandaag de dag in Amerika zelfs moeilijk om je bezwaar tegen politieke correctheid onder woorden te brengen, omdat het publieke en private discours fundamenteel gecorrumpeerd is door linkse ideologie, en het Amerikaanse volk heeft zichzelf gespeend van een alternatieve taal (en hetzelfde geldt voor de Europeanen). Om van dit discours af te bewegen vraagt meer bewustheid van dit probleem en meer moed dan Trump en zijn mensen lijken te hebben. Wat Trump wel kan en moet doen, en daaraan zullen we zijn bedoelingen zien, zij drie dingen:

Ten eerste moet hij breken met de, directe of indirecte, betrokkenheid van de regering in anti-christelijke acties, breken dus met de praktijk van zijn voorganger. Ten tweede moet hij de juiste rechters benoemen in het Hooggerechtshof. Ten derde moet hij de verleiding weerstaan om het politiek-correcte establishment te vleien, zoals sommige Republikeinen wel gedaan hebben, want dat zou niet alleen een slecht signaal zijn, maar ook getuigen van naïveteit: dit establishment is nooit tevreden met minder dan onvoorwaardelijke overgave van zijn tegenstanders.

Of dit genoeg ruimte zal creëren voor Amerikaanse christenen om een tegenoffensief te lanceren en verloren gebied te herwinnen, ik weet het niet. Veel zal afhangen van wat christenen zullen doen en hoe uitgesproken ze zullen zijn in het publiek maken van hun zaak.”

Liberalisme verdraagt geen pluralisme

demon-in-democracyMede naar aanleiding van zijn boek The Demon in Democracy spreekt Dreher verder met Legutko over de vraag hoe zaken als de uitslag van het Brexit-referendum en de verkiezing van Trump het politieke discours kunnen veranderen, nu is gebleken dat liberalen zich vergisten als ze dachten dat er een ‘goede kant van de geschiedenis’ was en zij eraan stonden.

“Liberalisme gaat, ondanks zijn opschepperige verklaringen van het tegendeel, niet over diversiteit, meervoudigheid of pluralisme, en dat is ook nooit zo geweest. Het gaat over homogeniteit en unanimiteit. Liberalisme wil dat alles en iedereen liberaal is, en tolereert niet dat iets of iemand niet liberaal is. Daarom hebben liberalen ook zo’n sterk gevoel voor wie de vijand is. Wie het ook maar met ze oneens is is niet slechts een opponent met andere opvattingen, maar een potentiële of daadwerkelijke fascist, een Hitler-adept, een xenofoob, een nationalist, of – zoals men in de EU vaak zegt – een  populist. Zo’n miezerig persoon verdient het om veroordeeld, bespot, vernederd en uitgescholden te worden.

Het Brexit-referendum had gezien kunnen worden als een oefening in diversiteit en als zodanig geapprecieerd kunnen worden door iedere pluralist, of als empirisch bewijs dat de EU in zijn huidige vorm er niet in slaagde diversiteit te accommoderen. Maar de reactie van de Europese elites was anders en voorspelbaar – dreigementen en veroordelingen. Voor de Brexit reageerde de EU op een vergelijkbare wijze op de verkiezingsoverwinning van non-liberalen in Hongarije en later in Polen, waarbij de winnaars meteen als fascisten werden geclassificeerd en de verkiezingen als niet helemaal legitiem. Het liberale denken zit zo in elkaar dat het alleen die verkiezingsuitslagen accepteert waarin de correcte partij wint.

Het valt dan ook te verwachten dat er op dezelfde manier omgegaan zal worden met Donald Trump en zijn regering. Zolang de liberalen de toon van het publieke debat zetten, zullen ze diegenen blijven wegzetten die volgens hen ten onrechte gekozen zijn of die volgens hen verkeerd gestemd hebben. Dit zal niet ophouden totdat boven iedere twijfel verheven is dat de veranderingen in Europa en de VS niet van tijdelijke en vluchtige aard zijn en dat er een levensvatbaar alternatief is dat niet zal verdwijnen met de volgende democratische pendelbeweging. Maar dit alternatief is zich nog aan het vormen en we weten nog niet zeker wat het uiteindelijke resultaat zal zijn.”