Rifkin en de groene moraal

door | 9 oktober 2020

Het klimaatdebat

Jeremy Rifkin ’s aanklacht tegen de fossiele-brandstofeconomie als veroorzaker van een ecologische Apocalyps waaraan wij bij de gratie van zijn boodschap, opgepakt door wereldleiders als Merkel en Li, misschien nog net kunnen ontsnappen (fd.weekend 20.5.2017), lijkt op meer van hetzelfde sinds de hockeystick-fraude van het IPCC en Al Gore ’s klimaatdystopie. Rifkin, Gore, Merkel, en geestverwanten wereldwijd, een gezelschap dat een irriterend soort morele superioriteit uitwasemt. Hun eco-moraal maakt een ethische kwestie van wat in wezen een probleem is dat met technologie moet worden opgelost. Fossiele brandstof heeft twee hoofdproblemen: De voorraden zijn eindig (1). Het verbruik veroorzaakt in de atmosferische kringloop een soort ‘verstopping’ die een schadelijke klimaatontwikkeling lijkt aan te jagen (2). De eindigheid, het uitfaseren van fossiel, al dan niet na een technische revolutie in de steenkoolbenutting, is iets voor de generatie van onze kinderen of achterkleinkinderen. Het kringloopprobleem kan nu worden opgelost. Het CO2-overschot kan uit de atmosfeer worden geëxtraheerd. Hoe? Centrifuge, chemische binding, nieuwe fysische of chemische separatietechnieken die ontwikkeld kunnen worden door grondstoffentechnologen. Die werden dus vroeger opgeleid in Delft; die kun je weer opleiden en aan het werk zetten. De geëxtraheerde CO2 kan als nieuwe grondstof worden verwerkt tot allerlei nuttige materialen. Hoe? Weleens gehoord van chlorofyl en fotosynthese? Moeder Natuur beheerst dat kunstje dus al tientallen miljoenen jaren. En dat zouden wij als wij ons daar serieus toe zetten niet kunnen verbeteren? Het wezenlijke probleem met lieden als Merkel, Klaver en soortgenoten is niet hun farizeïsme maar hun obstructie bij het realiseren van oplossingen: Kernenergie? Nee bedankt! Extractie en verwerking van CO2? Nooit van gehoord; geef ons maar wind en zon.