Saoedi-Arabië schakelt over van ‘culturele verwoestijning’ naar harde middelen

door | 14 augustus 2017

Dat uitgerekend Saoedi-Arabië afgelopen juni Qatar ervan beschuldigde terrorisme te ondersteunen was een gotspe. Niet dat Qatar niets op de kerfstok heeft, maar geen ander land heeft zoveel gedaan om de radicale islam te verspreiden als Saoedi-Arabië. Reeds sinds enkele tientallen jaren financiert het olierijke land door middel van publieke en private instellingen een veelheid aan organisaties die zich toeleggen op het verspreiden van de meest radicale en reductionistische interpretaties van de islam.

Het omvormen van de islam tot een strategisch inzetbaar wapen is een belangrijk onderdeel van het Saoedische buitenlandbeleid. Het is de voornaamste manier waarop het land macht projecteert en invloed veiligstelt in landen in het Midden-Oosten en de bredere islamitische wereld. Het is tot nu toe een erg succesvolle strategie gebleken, mede mogelijk gemaakt door de Verenigde Staten.

Saoedi-Arabië is bezig met een soort culturele verwoestijning. Eeuwen van diverse en uiteenlopende religieuze tradities binnen de islam, in landen zoals Jemen, Somalië, Egypte, Syrië en Irak, worden weggevaagd door een influx van in Saoedi-Arabië opgeleide imams en in Saoedi-Arabië geproduceerde lesmaterialen. Deze imams en deze lectuur leren de radicale soort islam die overheerst in Saoedi-Arabië: Wahabisme.

In 1744 sloot Mohammed bin Saoed een Faustisch akkoord met Mohammed ibn Abdul-Wahhab: Wahhab zou Saoed steunen in zijn strijd om suprematie als hij trouw zou zweren aan Wahhabs fundamentalistische visie op de islam, die weinig verschilt van de militante Salafistische overtuigingen van ‘Islamitische Staat’ of Al Qaida’s opvatting van de islam.

De Saoeds, die niet afstammen van de profeet Mohammed en die zelfs geen bijzondere claim hebben op de heerschappij in hun territoriale kernland van Najd, steunden op de imams van de Wahhab-familie voor hun religieuze legitimiteit. Zodoende hield het akkoord dat in 1744 gesloten werd stand. In 1926 nam Saoed de Hidjaz over en in 1932 werd het land Saoedi-Arabië in het leven geroepen. Saoeds verovering van het grootste deel van het Arabische schiereiland had niet plaats kunnen vinden zonder de steun van de fanatieke krijgen (de Ikhwan), die vooral vochten om het schiereiland te zuiveren van wat zij als ketterse geloofspraktijken zagen.

De Saoedische koninklijke familie heeft herhaaldelijk geworsteld met wat sommige leden van het Saoedische koningshuis een pact met de duivel genoemd hebben. Hervormingsgezinden binnen de koninklijke familie zijn met handen en voeten gebonden door gedreven imams die een toenemende macht uitoefenen binnen het koninkrijk. De belangrijkste geestelijk leider in Saoedi-Arabië is de moefti van Saoedi-Arabië. Abdul Aziz bin Baaz, de vorige grootmoefti, was berucht om zijn archaïsche opvattingen, zo loochende hij dat de aarde om de zon draait.

De huidige grootmoefti, Abdul Aziz Aal ash-Shaikh, heeft fatwa’s (proclamaties) uitgegeven die opriepen tot de vernietiging van alle kerken op het Arabisch schiereiland, het recht van mannen om meisjes van tien tot bruid te nemen overeind houden, het spelen van schaak verbieden en de gehele Iraanse bevolking tot afvalligen verklaarden.

Dergelijk fanatisme helpt een land niet vooruit, zelfs een buitengewoon rijk land niet. Ondanks zijn rijkdom worstelt Saoedi-Arabië met een snel groeiende bevolking, toenemende armoede en werkloosheid en bloedige sektarische verdeeldheid. Net als de buurlanden aan de Perzische Golf, blijft Saoedi-Arabië in hoge mate afhankelijk van gastarbeiders. Dit is met name het geval bij banen die veel technische expertise vereisen. De maakindustrie in Saoedi-Arabië is zeer beperkt en de economie is nog altijd vrijwel geheel afhankelijk van de export van olie.

Deze binnenlandse problemen dragen bij aan de angst van het Saoedische bewind voor wat het ziet als toenemende Iraanse invloed in de regio. Deze angst is tot op zekere hoogte niet zonder grond. In tegenstelling tot Saoedi-Arabië, beschikt Iran over een formidabele krijgsmacht, een diverse economie met een relatief bloeiende maakindustrie en een groeiende hogeropgeleide middenklasse. Ook niet onbelangrijk is dat Irak, dankzij de Amerikaanse invasie, nu duidelijk binnen de Iraanse invloedssfeer valt.

De reële binnenlandse problemen van Saoedi-Arabië, waar grotendeels niets aan gedaan wordt, in combinatie met de vrees voor Iraanse invloed in de regio, vormen de achtergrond van een buitenlandbeleid dat steeds agressiever wordt. Saoedi-Arabië zet nog een tandje bij in het werken aan culturele klimaatverandering in de rest van de islamitische wereld.

Deze strategie is overal in de islamitische wereld zichtbaar, maar het duidelijkst in het Midden-Oosten en de Hoorn van Afrika. Saoedische stichtingen en charitatieve instellingen hebben in de afgelopen jaren het nodige bewerkstelligd in landen als Somalië en Jemen, eeuwenoude tradities, zoals het bezoeken van de schrijnen van Soefi-heiligen, zijn verdwenen. In veel gevallen zijn de schrijnen zelf vernield door radicale islamisten. Ook aan de kleding is het te zien, zo droegen vrouwen in grote delen van Somalië en Jemen vanouds geen sluiers en in sommige gevallen zelfs geen hoofddoek, maar inmiddels zijn de Saoedisch-geïnspireerde abaya’s, boerka’s en nikaabs opgerukt.

Dit mogen ogenschijnlijk oppervlakkige veranderingen zijn, maar ze zijn het resultaat van aanhoudende inspanningen van ‘charitatieve instellingen’ uit Saoedi-Arabië en de Golfstaten. Eén van hun methodes bestaat in het voorzien in een stortvloed aan gratis of sterk afgeprijsde religieuze materialen, beurzen voor studenten en imams in opleiding om te studeren in madrassa’s in Saoedi-Arabië en het verlenen van microkredieten aan mannen die gezien worden als volgers van de Saoedische variant van de islam.

Deze relatief zachte methodes om deze radicale ideologie te verspreiden, hebben de Saoedische staat goede diensten bewezen. Dergelijk beleid houdt de geestelijke tevreden en scheppen tegelijk een band tussen Saoedi-Arabië en delen van de bevolking in de rest van de islamitische wereld. Ten gevolge van de toegenomen invloed van Iran en zijn eigen diepgewortelde onzekerheid grijpt het Huis Saoed nu echter ook toenemend naar harde middelen.

In Irak, Syrië en Jemen financiert Saoedi-Arabië deels openlijk en deels heimelijk een heel scala aan gewapende groeperingen, die als ze al niet openlijk aan groepen als Al Qaida gelieerd zijn, grotendeels dezelfde doelen nastreven, namelijk de vestiging van een staat waar een radicale interpretatie van de islamitische wetgeving geldt. Ondanks het feit dat vijftien van de negentien kapers van 11 september Saoedische paspoorten hadden en mogelijk geholpen werden door Saoedische functionarissen, heeft de Amerikaanse regering de rol die Saoedi-Arabië speelt in het verspreiden van het radicale islamisme grotendeels genegeerd. Dit is, afgezien van een paar subtiele verschillen, dezelfde ideologie als ten grondslag ligt aan terroristische groeperingen als ‘Islamitische Staat’. Niet alleen hebben de VS de rol die Saoedi-Arabië speelt in het verspreiden van radicaal islamisme doorheen de islamitische wereld genegeerd, ze steunen nu ook nog eens de rücksichtslose oorlog van een coalitie onder leiding van Saoedi-Arabië in Jemen.

In Jemen is Saoedi-Arabië betrokken in een oorlog die het hele land in de vernieling heeft geholpen en de op dit moment grootste, meest nijpende en tegelijk meest miskende humanitaire crisis in de wereld heeft voortgebracht. De groepering die nog het meeste heeft geprofiteerd van de oorlog van Saoedi-Arabië en co. in Jemen is Al Qaida op het Arabisch Schiereiland (AQAP). Terwijl Saoedische bommenwerpers zonder ophouden alles in Jemen, van ziekenhuizen en boerderijen tot vluchtelingenkampen gebombardeerd hebben, nemen ze nooit bolwerken van AQAP op de korrel. AQAP is er zodoende in geslaagd de Jemenitische havenstad van Mukalla een jaar lang te bezetten. AQAP en Saoedi-Arabië vechten tegen de zelfde vijand: de Houthi’s. De Houthi’s worden gemakshalve door veel commentatoren als een Iraanse proxy neergezet in het kader van een breder soennitisch-sjiitisch conflict, maar dat is een te grote simplificatie, want in feite behoren de leden van de rebellengroep tot de Zaidi’s, die zich nog weer onderscheidt van de Sjiitische islam in Iran. Bovendien is er vanuit Iran hooguit morele, maar niet of nauwelijks materiële steun geweest voor de Houthi’s.

De oorlog in Jemen heeft in ieder geval ook de beperkingen van het Saoedische buitenlandbeleid laten zien en bovendien de zwakte van zijn krijgsmacht, die er dikwijls niet in slaagt het eigen territorium te verdedigen tegen de Houthi’s. De oorlog in Jemen zou ook een waarschuwing moeten zijn voor de Amerikaanse beleidsmakers. Doordat men Saoedi-Arabië heeft toegelaten de stap van zachte naar harde middelen te maken, hebben terroristische groeperingen als AQAP voet aan de grond gekregen, evenals diverse groeperingen in Syrië.

Dat Saoedi-Arabië toenemend naar harde middelen grijpt, is ook een risico voor relatief stabiele landen in het Midden-Oosten. Saoedi-Arabië en zijn bondgenoot de Verenigde Arabische Emiraten hebben nu een blokkade van Qatar ingesteld. Qatar is echter ook een bondgenoot van de Verenigde Staten en biedt tevens onderdak aan het Amerikaanse commandocentrum voor het hele Midden-Oosten. Doordat de VS Saoedi-Arabië hebben toegelaten van zachte middelen over te schakelen naar harde middelen, is er een dynamiek ontstaan waarin ook de Amerikaanse belangen in de regio in gevaar kunnen komen.