“Verräter schlafen nicht” ~ Persoonlijke terugblik op 50 jaar revolutie

door | 19 mei 2018

“Verräter schlafen nicht”, luidt de wat sinistere titel van het in boekvorm uitgegeven lange interview dat Sebastian Maaß had met de Duitse intellectueel Günter Maschke. In de jaren zestig radicaal links, maar nu overtuigd reactionair. In het linkse kamp krijgt zo’n bekeerling (‘renegaat’) al snel de titel ‘verrader’. “The left is an authoritarian movement that wants total compliance with its dictates with severe punishments for those who disobey,” aldus Daniel Greenfield.

Er valt niet te ontkomen aan ’50 jaar na 1968′. De media staan bol van de terugblikken, interviews, analyses en documentaires van de westerse studentenopstanden. Vorig jaar de ‘Summer of Love’, nu ’50 jaar na de Barricaden’. 2018 betekent niet een afrekening van 50 jaar ideologische verdwazing, een streep er door en er onder, maar eerder een weemoedig terugblikken. De wetenschappers en journalisten die dankzij hun “lange mars door de instellingen” hun huidige posities hebben toegeëigend, zien namelijk hun politieke idealen als zand door hun handen wegglippen. De linkse façade verkruimelt.

2018 is voor deze auteur ook een mooi moment om een streep onder zijn linkse verleden te zetten. Een ‘Afscheid van domineesland’*, met een hat tip naar Menno ter Braak. Want ‘predikers’ zijn het, die linkse ideologen, vergadertijgers, apparatsjiks en activisten, die van ons land een nachtmerrie hebben gemaakt. Ze hebben het onderwijs verwoest. Decennialang hebben ze daadwerkelijk vernietiging en terreur uitgevoerd, nu worden ze hysterisch over haat-symbolen. Ze hebben het christendom uit het publieke leven gebannen. In een poging het daadwerkelijk uit te roeien. Ze hebben hun eigen kansels gecreëerd of veroverd, om van daaruit hun zedenpreken over het schijnbare racisme en schijnbare patriarchale karakter van de Nederlanders te verkondigen. Ze maakten hun eigen Tien Geboden en vaardigden hun eigen dogma’s af: gij zult geen onderscheid maken; gij zult iedere vreemdeling met open armen ontvangen; gij zult geen auto rijden (behalve een Volvo, want die wordt in het linkse paradijs Zweden gemaakt); gij zult eeuwig boetedoening doen over de slavernij; gij zult iedere godsdienst met respect bejegenen, behalve de christelijke. Enzovoorts. Ze kenden hun eigen heiligenpantheon: Castro, Che Guevara, Mao, Ho Chi-min, Baader, Meinhof, Mandela, e.a. Onder leiding van domineeszoon Freek de Jonge en ex-priester Huub Oosterhuis trok het progressieve volksdeel door de burgerlijke woestijn richting het rode land.

Ondergetekende marcheerde enkele decennia mee achter de rode en zwarte vaandels. Hij hield er zelfs een betaalde baan aan over, bij een van de vele gesubsidieerde instellingen die de ‘rooie rakkers’ in snel tempo oprichtten en financierden met heel veel zakken belastinggeld. In de rode wereld lopen opvallend veel ex-gelovigen rond, die deels door een politieke uitleg van de bijbel – de erfenis van de jaren zestig en de vele bevrijdingstheologieën die nadien als paddenstoelen uit de grond opkwamen – een andere roeping gingen volgen. Schrijver dezes was er een van, hoewel ik mij niet meer kan herinneren dat ik politieke theologie heb gehoord. Zo subtiel ging dat. Toch is ergens dat linkse zaadje geplant en tot wasdom gekomen.

Sentimentaliteit speelde (en speelt) een belangrijke rol in het linkse denken, naast ressentiment. Dieren en de minder bedeelden zijn al snel zielig. Dat was voor mij ook de ingang tot het linkse denken. En al snel moet dat (linkse) paradijs hier op aarde en wel binnen afzienbare tijd gerealiseerd worden. “Progressives are so enthralled by their dreams of a heaven on earth that they see those who oppose their dreams as evil, which is why they hate them,” schrijft David Horowitz. Een stroom van boeken en tijdschriften vergiftigde het denken. Common sense en een natuurlijk besef dat het een en ander absoluut niet klopte, werden verdoofd en ter zijde geschoven met veel alcohol. Waar echte arbeiders voor de Tweede Wereldoorlog trots lid waren van de Blauwe Knoop, sponsorden de linkse activisten van de afgelopen decennia de bierbrouwers. Een voorbehoud ter verdediging: ik heb altijd een zwak gehad voor goed geklede mensen, droeg zelf meestal een wit overhemd en bezat meerdere paren nette herenschoenen. Heel fout, maar dit terzijde.

Begiftigd met een vlotte pen, verschenen al snel opinies en beschouwingen in de diverse linkse ‘zines’ (links codewoord voor tijdschriften). Een paar nachten in een kraakpand genazen mij al snel van dit fenomeen: smerig, koud en uiterst totalitair (zeep gebruiken was uit den boze, want burgerlijk). Er zijn heel wat voetstappen gezet in demonstraties voor welk goed doel dan ook (hoewel ik nog steeds achter de uitgangspunten van mijn allereerste demonstratie sta, het behoud van de kinderboerderij). Affiches en stickers plakken, Zuid-Afrikaanse straatnamen hernoemen met zelfgemaakte borden, en vooral continu opzoek naar fascistische tendensen in de samenleving. En fascisme was voor ons een héél breed begrip. Ik herinner me nog het schema op A1-formaat met alle verbindingen en dwarsverbanden van wat wij extreemrechtse organisaties en personen vonden. Ter illustratie: de EO stond, naast Janmaat en Glimmerveen, in dat schema… Kortom, het fascisme was overal.

Tot die avond toen de VPRO nota bene, het lange interview van Wim Kayzer met Roger Scruton uitzond. Een revelatie in de ware zin van het woord! Eindelijk een persoon die precies verwoordde wat ik al lang dacht, maar niet kon – en durfde! – verwoorden. En ook nog iemand met goede manieren. Het begin van een politieke bekering, die liep via de Edmund Burkestichting – ik was aanwezig op de oprichtingsbijeenkomst – en Catholica tot het conservatief-reactionaire denken van Sezession. Maar echt afscheid nemen van het (radicaal) linkse denken was niet aan de orde. Gebrek aan durf, lafheid? Of simpelweg “wiens brood men eet, diens woord men spreekt”? Want dat linkse denken, na decennia ondergedompeld te zijn, valt niet een-twee-drie uit te roeien. Het rode monster laat zich niet zo gemakkelijk verslaan. Het is hardnekkiger (en minder fraai) dan Zevenblad.

“I fought with my twin, that enemy within”, zingt Bob Dylan. Links denken betekent een hersenspoeling. Dat moet ook wel, want de common sense van ieder mens weet van nature dat wat links wil, niet kan. En toch gebeurt het. De vlotte pen bood nog steeds zijn diensten aan. De fascisme-radar werd (tot voor kort) niet buiten werking gesteld. En dat resulteerde in artikelen waarin bepaalde katholieke organisaties (Civitas) ontleed en op de korrel werden genomen. Maar ook rechtse politici en opiniemakers (Baudet en Prosman) werden aan een genadeloze analyse op papier onderworpen. Paranoia alom.

Terugblikkend is het lastig om een verklaring te geven. Het eerder genoemde ressentiment speelt zeker een rol. Naast een zucht naar erkenning. En geestelijke luiheid, want een eenmaal getrokken spoor verlaten is hard werken. De sentimentaliteit – de bron waar alles begon – valt ook niet te onderschatten. Het is een bizarre paradox: (radicaal) links is keihard, maar het leeft van zieligheid: zielig diertje, zielige vluchteling, zielige homo, etc. De ‘bruikbare idioten’ (Vladimir Lenin) vallen massaal voor die paradox. Vanuit het (res)sentiment – en misplaatste loyaliteit – andersdenkenden genadeloos aanpakken. Het ontbreekt links inderdaad aan goede manieren.

Goede manieren houdt ook ‘rekenschap geven van’ in. Bij deze de op schrift en aan het publiek gestelde werdegang. Ik wil namelijk eindelijk weer eens goed slapen.


* De typering is uiteraard niet correct en heeft in deze beschouwing ook een geheel andere betekenis dan Ter Braak bedoelde. Want voor de echte dominees licht ik mijn hoed met diep respect.