Wonen op de frontlinie in Oekraïne

door | 23 augustus 2018

Een monument voor de Tweede Wereldoorlog, middenin het dorp, trek direct de aandacht. Doordat het vlakbij een vernietigd gebouw staat valt de verse verflaag meteen op. “We hebben het monument al drie keer gerestaureerd. Ze weten waar ze schieten, het is een monument ter ere van de veteranen van de Tweede Wereldoorlog”, zo legt Irina Dikoen, de burgemeester van Zaitsevo uit. “Wanneer 9 mei, Bevrijdingsdag, dichterbij komt, worden alle monumenten vernietigd.”

Het vernietigde huis waar we naar kijken was vroeger het gemeentehuis van Zaitsevo. De vorige burgemeester werkte vroeger in dit gebouw. Hij verliet het dorp, maar niet voordat hij het gemeentegebouw had vernietigd met de hulp van drie tanks. Een ‘nieuw’ gemeentehuis staat vlakbij, maar de toestand van het gebouw laat veel te wensen over. De buitenkant is bezaaid met kogelgaten en gebroken ramen. In het kantoor van Dikoen zijn de meeste ramen gesloten met behulp van houten borden. Alleen een deel van het venster is afgeschermd met transparant plastic. Ondanks de moeilijkheden hangt er een vlag van de Volksrepubliek Donetsk (DNR) aan de muur. Twee foto’s zijn aan de vlag gespeld; één van Aleksandr Zachartsjenko, het hoofd van de DNR, de andere is een foto van president Poetin.

“Kijk. Gisteren, het mag dan wel niet een zwaar gevecht zijn geweest, maar het vuurgevecht duurde de hele nacht”, legt Dikoen uit. Zaitsevo ligt in Oekraïne, niemand zal het daar mee oneens zijn. Toch, een ander deel van het dorp ligt in een land dat geen ander land in de wereld erkent: De Volksrepubliek Donetsk (DNR). Het dorp ligt niet alleen vlakbij de frontlinie, de frontlinie gaat midden door het dorp heen. Het gevolg is dat het dorp bijna dagelijks onder vuur ligt. Wanneer Dikoen, zelf moeder van twee kinderen, wordt gevraagd hoe mensen in het dorp leven, antwoord ze: “Hier leven we niet, we overleven. Hoe kan je leven wanneer je bang bent naar buiten te gaan? Hoe kan je je kinderen naar buiten laten gaan als al drie keer mortieren zijn geland op de speelplaats?”

“Het gelach van kinderen hangt niet langer in de lucht. We vragen onze kinderen: ‘Wat moeten wij doen zodat jullie in orde zullen zijn?’ Er is alleen maar één antwoord: ‘Dat de oorlog moet eindigen’. Terwijl Dikoen vertelt begint ze te huilen. “De kinderen weten met wat voor kaliber er wordt geschoten. Ze weten wanneer een tank schiet, wanneer een BMP (een infanteriegevechtsvoertuig, red.) schiet, wanneer zware wapens worden gebruikt. Is dat een leven voor kinderen? Is dat een jeugd voor kinderen?”

Eén van de families in het dorp vertelt hun verhaal. Het is een familie van vier: een moeder met haar twee dochters en hun grootmoeder. De familie vertelt over hun leven in Zaitsevo en hoe de kinderen naar school gaan. “Ze hebben een busdienst gecreëerd van en naar school.” De dienst werd ingesteld omdat de school in Zaitsevo in een slechte staat verkeert, in het bijzonder sinds het dorp onder vuur kwam te liggen. Eén van de meisjes vertelt zelfs dat glas door de school vloog. Haar moeders woordgebruik imiterend: “Dank God dat niemand gewond is geraakt.”

De twee meisjes vertellen verhalen van mortiergranaten die rondom hen zijn gevallen terwijl ze op de schoolbus wachtten. Verhalen van kogels die door hun tent vlogen terwijl ze speelden in de tuin of verhalen over hoe ze van de speeltuin wegrenden toen er werd begonnen met schieten. De vraag die zich opdringt is: ‘Waarom verhuizen jullie niet naar elders?’ Tanya, de moeder van de meisjes antwoordt: “Maar waar moeten we naartoe? We hebben geen pensioen, we hebben niets. Alleen één persoon werkt, dat geeft ons 500 roebel (ongeveer 7 euro, red.) eens per twee weken. Dat is alles. Waar kan ik naartoe? Hier heb ik mijn eigen aardappelen. Maar als ik naar een appartement verhuis, moet ik dan mijn hand ophouden?”

 

Zaitsevo is misschien wel één van de meest bekende frontlinie-dorpen in de DNR. Ondanks dat, klaagt Svetlana over het gebrek aan interesse in het dorp. “Niemand komt naar ons toe.” Ze doelt daarmee echter niet op journalisten, die hier best vaak komen. Ze heeft het over de OVSE-missie. Sarcastisch voegt ze toe: “Daar, daar zijn mensen, maar hier niet. Hier zijn geen kinderen, geen mensen, geen vrouwen. Hier zijn alleen ‘separs’ (een Oekraïens scheldwoord voor de inwoners van de volksrepublieken,red.)”. De grootmoeder gaat verder: “Wat zijn separs? De separ die vrede wil, die een normaal leven wil zodat zijn kinderen in vrede kunnen leven? Is dat een separ? Ik zal niet rondrennen met een pan op mijn hoofd terwijl ik schreeuw ‘Glorie aan Oekraïne!’ (deel van een veelgebruikte leus van Banderisten, red.). Ja, laat er voorspoed zijn in Oekraïne, maar laat ze ons niet aanraken.”

Dit sentiment lijkt te worden gedeeld door de burgemeester. Iets eerder maakte zij eenzelfde opmerking. Ze vertelde over burgers die dagelijks naar de DNR rezen vanuit Oekraïne. Toen deze mensen werden gestopt op de grens en werden ondervraagd waarom ze niet in Oekraïne werkten, was het antwoord: ‘Geef me werk hier en ik zal in Oekraïne blijven!’ De burgemeester vertelt over een vader, ook op Oekraïens territorium, terwijl er een geweer op hem werd gericht werd hij met de dood bedreigd. Hij werd alleen vrijgelaten toen hij smeekte te worden vrijgelaten, niet voor hemzelf, maar voor het belang van zijn kinderen. “Toen het Oekraïense leger hier was, werden dat soort gevallen niet waargenomen. Toen Aidar, Dnjepr, Rechtse Sector (ultranationalistische vrijwilligersbataljons die inmiddels in het Oekraïense leger geïntegreerd zijn, red.) hier kwamen, toen begonnen de klachten. Toen begonnen de tranen te stromen.”

Terwijl het einde van het interview met de burgemeester naderde, vroeg ik haar wat haar hoop was voor de toekomst. Ze begon herinneringen op te halen over hoe prachtig het dorp vroeger was, dat mensen er kwamen voor vakantie, de prachtige bossen, het schone water. “Ik hoop dat mijn dorp zal bloesemen.”, verteld Irina Dikoen, “Ik weet dat de Volksrepubliek Donetsk zal helpen om huizen en de rest te herstellen. We leven met deze hoop: dat alles goed zal zijn. En dat we dit allemaal zullen herinneren als een vreselijke droom.”