Zelfs in Noorwegen en Zweden is de welkomscultuur voorbij

door | 28 juli 2017

Rellen in migrantenwijken, bendecriminaliteit, no-go-areas, geweldsdelicten, in de afgelopen jaren is er veel naar buiten gekomen over het multiculturele paradijs Zweden. Decennia van een ultraliberaal immigratiebeleid, dat geleid heeft tot de import van integratieresistente onderlagen uit de Arabische en Afrikaanse wereld, beginnen zich in toenemende mate te wreken.

Dat het land door de ‘vluchtelingencrisis’ van 2015 met 163.000 illegale immigranten in verhouding tot zijn bevokingsaantal de hoogste opnamequote in Europa had, was nog maar het topje van de ijsberg. In tegenstelling tot Duitsland, zag men in Zweden echter al snel in dat een voortdurend laisser-faire in deze kwestie grote consequenties zou kunnen hebben.

De sinds oktober 2014 regerende rood-groene minderheidsregering in Stockholm begon derhalve nog in 2015 een pakket maatregelen te ontwikkelen en stap voor stap uit te voeren, waarmee de golf asielzoekers afgeremd moest worden. Als eerste voerde ze eind 2015 grenscontroles op de belangrijkst invalsroute naar het land in, de Øresund-brug, die de Deense hoofdstad Kopenhagen met het Zweedse Malmö verbindt. Dit bewerkte op zichzelf nog niet zo veel, aangezien er aan de grens nog altijd asielverzoeken gedaan konden worden, maar de autoriteiten kregen zo in ieder geval een beter overzicht over de immigrantenstroom. Van groter belang was de nieuwe en nog altijd geldende verordening die bus-, trein- en veerbedrijven verplicht in het grensoverschrijdende verkeer alleen personen met geldige papieren mee te nemen.

Naast de moeilijkere toegang tot het land werd ook aan de status van asielzoekers in het land gesleuteld. Sinds juli 2016 zijn de genereuze nationale regelingen vooreerst voor drie jaar buiten werking gesteld, nu gelden nog slechts de minimumstandaarden die worden voorgeschreven door Europees en internationaal recht. Dat wil zeggen: Wie überhaupt nog een positieve uitkomst van de asielprocedure krijgt, krijgt in de regel bescherming volgens het Vluchtelingenverdrag (2016: 25 procent) of nog slechts subsidiaire bescherming (2016: 70 procent). De verblijfsvergunning is voor de eerste groep tot drie jaar beperkt, voor de tweede tot 13 maanden. ‘Subsidiaire’ mogen bovendien in de regel niet hun gezin laten overkomen. Verlengingen van de verblijfsstatus zijn overigens wel mogelijk, maar dan moet opnieuw geëvalueerd worden of de persoon in kwestie bescherming nodig heeft.

De derde maatregel betrof de stimulering van de bereidheid tot uitreizen, ook deze wet is sinds medio 2016 van kracht. Rechtsgeldig afgewezen asielzoekers zonder minderjarige kinderen verliezen sindsdien hun aanspraak op geldelijke steun en onderdak zodra de termijn voor hun vrijwillige vertrek verstreken is. Ook de zogeheten ‘onbegeleide minderjarigen’ kwamen in het vizier. Daarvan had Zweden al een bijzonder hoog aantal opgenomen en uit veel andere landen is bekend dat deze dikwijls in werkelijkheid helemaal niet minderjarig zijn. Voor de leeftijd vertrouwden de autoriteiten tot dan toe op wat de asielaanvrager zelf aangaf, alleen wanneer iemand iets opgaf wat overduidelijk niet klopte werd langs medische weg de leeftijd vastgesteld. Inmiddels wordt hier veel scherper op toegezien.

Al met al heeft restrictievere asielpraktijk succes. Vorig jaar werden er minder dan 29 duizend nieuwe asielzoekers geregistreerd, het aantal ‘onbegeleide minderjarigen’ was daarbij van 24 naar nog slechts vijf procent gedaald. Natuurlijk is dit niet volstrekt te herleiden tot het beleid van Stockholm, belangrijk was vooral de afsluiting van de Balkan-route begin 2016, maar ook de versterkte controles van de Deense autoriteiten aan de grens met Duitsland. Veel wijst er echter op, aldus de Bundeszentrale für politische Bildung (BpB), “dat de verschillende Zweedse maatregelen elk een verschillend effect hadden en aan de terugloop bijgedragen hebben”. De geringste gevolgen had het stoppen van de uitkeringen voor onwillige uitreisplichtigen, die er vaak vooral toe leidde dat desbetreffende personen onderduikten.

Een goede indicatie is echter het met bijna 13 procent duidelijk hogere aantal asielprocedures dat werd afgebroken doordat de aanvraag werd ingetrokken of de aanvrager niet meer te vinden was. Dit wijst er namelijk op dat een deel van de asielzoekers zich niet meer zo welkom voelt in Zweden, wat op zijn beurt samen lijkt te hangen met de slechtere verblijfsperspectieven en de beperktere mogelijkheden voor ‘gezinshereniging’. Goede gegevens zijn hierover echter niet beschikbaar. Wat wel duidelijk in de cijfers terug te zien is, is het succes van de uitreispremie ter hoogte van 3.000 euro, die in de herfst van 2016 al 11.000 aannamen om zich vervolgens huiswaarts te begeven.

Dat de regerende sociaaldemocraten en groenen deze koerswisseling voltrokken hebben, kwam overigens niet per se voort uit voortschrijdend inzicht, maar vooral uit het omslaan van de publieke opinie en de sterkere opkomst van de Zweden Democraten.

Noorwegen

Ook Zwedens buurland, non-EU-lidstaat Noorwegen, begon in 2015 de ‘vluchtelingencrisis’ te voelen. Zo’n 31.000 asielzoekers, overwegend uit Syrië, Afghanistan, Eritrea en Irak waren in het land aangekomen, zodat ook Oslo zich genoodzaakt zag een restrictievere koers te gaan varen. In april 2016 werden de asielwetten aangescherpt, tegelijk nam de regering maatregelen om de ‘Noordpool-route’ af te sluiten. Bij de grensovergang Storskog naar Rusland werd een hoog hek neergezet.Overigens werden er van de 31.000 asielzoekers uiteindelijk 15.000 afgewezen.

Minister van Immigratie en Integratie Sylvi Listhaug van de rechts-liberale Vooruitgangspartij  lichtte in het voorjaar van 2016 toe hoe belangrijk het is om de juiste indruk te geven. “We zijn momenteel één van de meest aantrekkelijke immigratielanden. We hebben gezien dat andere zeer liberale landen zoals Duitsland en Zweden enorme problemen hebben gekregen”, aldus Listhaug. “Als we ons asielbeleid zouden liberaliseren, zou men daar morgen op de straten van Mogadishu van horen. Geven we echter het signaal af dat we een streng asielbeleid hebben, dan doet dat even snel de ronde.”

Een zeer effectieve benadering, zo laten de statistieken zien. In 2016 daalde het aantal nieuwe asielaanvragen ten opzichte van het jaar daarvoor met maar liefst 90 procent. De minister schreef niettemin een onderzoek uit, dat de gevolgen van de immigratie moet onderzoeken. Het dunbevolkte Noorwegen met zijn goed 5,2 miljoen inwoners biedt immers al onderdak aan zo’n 880.000 immigranten, waarvan iets meer dan de helft uit Europa. In Oslo stamt bijna 30 procent van de inwoners uit het buitenland. Met de migratie kwamen typische problemen als een toenemend aantal aanrandingen van vrouwen. Maar daarom ging het in het onderzoek slechts zijdelings. Er moest vooral onderzocht worden, welke uitwerking de immigratie op de Noorse verzorgingsstaat had, die immers de trots van het land is. De door een commissie van experts onder leiding van de sociologe prof. Grete Brochmann opgestelde studie werd begin 2017 aan de regering gepresenteerd en komt tot weinig bemoedigende resultaten. Immigratie is een uitdaging zowel voor de grondslagen als voor de legitimiteit van de verzorgingsstaat, zo luidt de uitkomst in de kern.

Het principe is eenvoudig: De verzorgingsstaat is gebaseerd op het idee van solidariteit en functioneert als de gemeenschap genoeg inbrengt om hem te financieren. Aangezien in Noorwegen een aanzienlijk deel van de immigranten zowel een gering kwalificatieniveau als ook een ontoereikende taalkennis heeft, is hun deelname aan het arbeidsproces beduidend lager dan die van de autochtonen. Tegelijk is de aanspraak op uitkeringen in doorsnee veel hoger. Op de lange termijn ondergraaft deze ontwikkeling de fundamenten van de verzorgingsstaat. Als oplossing gaf een meerderheid van de onderzoekscommissie de voorkeur aan versterkte integratie-inspanningen van de staat: meer onderwijs, meer kwalificatie.

Een minderheidspositie wordt ingenomen door Asle Toje, onderzoeksleider aan het Nobel Instituut in Oslo. “Veel van deze mensen”, zo stelde hij tegenover het dagblad Dagens Næringsliv, “zijn extreem kostbare nieuwe burgers”. Volgens Toje zijn de kwalificatieprogramma’s veel te duur en zou het land er beter aan doen die immigranten te selecteren die het gebruiken kan. Hij waarschuwde ook voor nieuwe immigratiegolven, die ertoe zouden kunnen leiden, dat er in Noorwegen op een gegeven moment meer immigranten dan “etnische Noren” zijn.

In de progressieve Noord-Europese landen schijnt men langzaam maar zeker de tekenen van de tijd te herkennen. Of dit blijvend tot een strenger asielbeleid leidt, valt nog te bezien.