De burenruzie

door | 29 mei 2018

Toen Jannes een week of wat geleden ‘s avonds laat naar huis liep moest hij langs twee vechtende honden. De Mechelse herder van zijn buurman Jos had het aan de stok met de Husky van Serge, drie huizen verderop. Net toen Jannes langsliep rolde de vechtende kluwen zijn kant op en voor hij goed en wel wist wat hem overkwam, had hij een paar fikse tanden in zijn kuiten staan. De hond die hem beet had snel in de gaten dat hij de verkeerde poot te pakken had en liet hem gauw weer los. Het schemerde al en en het ging zo snel dat Jannes niet kon zien welke van de twee honden hem gebeten had. Gelukkig kwam buurman Jos snel naar buiten om zijn hond binnen te halen. Jos was een beste kerel, hij zat bij de zelfde voetbalvereniging als Jannes. Bij tijd en wijle vrij grof in de bek en enigszins aan de racistische kant, maar goed, hij deed mee en je wist wat je aan hem had.

“Het zal potverdikkeme wel weer eens niet zo wezen met dat klerebeest”, zei Jos, wijzend op de blaffende en bloedende Husky die op enige afstand stond toe te kijken. “We moeten er eens wat over zeggen tegen die mafkees, nou loopt dat beest alweer los op straat.” Buurman Jos duwde zijn eigen hond door de voordeur, gooide de deur achter het beest dicht en klopte zijn handen af. “Jannes, beste vent, ik zet jou effe bij de eerste hulp af, want jij mot een paar spuiten en de boel laten dichtplakken”. En dus reed Jos Jannes naar de eerste-hulppost. Onderweg spuwde Jos zijn gal over Serge van verderop. “Die gozer spoort niet joh, hij is getrouwd met een of andere spleetoog die amper Nederlands spreekt en het enige wat hij doet is judoën en schaken. Hier in de buurt zie je hem nooit”. “Weet je Jannes, zei Jos, we mogen met de buurtwacht kleine problemen zelf oplossen. Laten we maar niet naar de politie gaan, dat heeft toch geen zin, we lossen het zelf wel op. Ik bedoel, jij bent gebeten, dus jij kan voorzitter van de commissie zijn. Ik was er het eerst bij dus ik ben getuige. Ik ken nog wel een paar mensen die last van die hond hebben, dan hebben we een deftige commissie. Als we een dik rapport handtekeningen aan de burgemeester sturen, dan zal die ons wel steunen” “Wat denk jij Jannes?” Jannes keek hem even aan met zijn handen op zijn pijnlijke en bloedende been. “Oh ja, prima joh, goed idee.”

En zo gebeurde. Jos benoemde zichzelf ook nog tot hondenexpert van de commissie, getraind in het herkennen van bijtpatronen. En tevens zorgde hij huis aan huis als commissielid dat iedereen in de buurt wist dat er nu eindelijk maatregelen genomen gingen worden tegen die klojo ven een Serge met z’n valse rothond. “Uw kindertjes zullen eindelijk weer veilig door de buurt kunnen mevrouwtje! En u zelf ook natuurlijk”.

En zo gebeurde. Na maanden nijver commissiewerk lagen er honderd bladzijden met foto’s van Husky’s die arme zielige konijntjes en zeehondjes verslinden, en wrede Eskimo’s die erbij stonden te lachen. De burgemeester werd opgeroepen eindelijk actie te ondernemen tegen de overlast. En Serge werd door de gehele commissie met een megafoon gesommeerd zich eindelijk eens aan te passen aan de buurt en verantwoordelijkheid te nemen, anders kon de buurt niet instaan voor de gevolgen voor hem, én zijn familie, én zeker niet voor dat kreng van een hond.

En Serge zelf? Die heeft in het begin gevraagd waarom de politie of een andere onafhankelijke organisatie of instantie geen onderzoek deed. Daarop kreeg hij als antwoord dat als hij per se wilde dwarsliggen en saboteren, de zaken er voor hem enkel slechter op konden worden. Waarop hij zijn schouders ophaalde en op de fiets stapte naar de judo-vereniging.

Als u tot hier gekomen bent met lezen heeft u de moraal van het verhaal hoogstwaarschijnlijk al ontdekt. Het is het verhaal van de MH17, vertaald naar buurtniveau. Een slachtoffer dat voor rechter speelt, een verdachte als jurylid die bovendien bepaalt welk bewijsmateriaal gebruikt wordt en welk materiaal niet. Het hele onderzoek is toch eerst en vooral een tribale lynchmob geweest, vermomd als diepgaand onderzoek. Een politiek proces pur sang, waar van te voren maar één uitkomst mogelijk was. Het eindeloos gebakkelei over missend, verdwenen, vervalst, gefabriceerd of ‘onleesbaar’ bewijsmateriaal heeft vooral afgeleid van de kern van het verhaal, namelijk: het volledig ontbreken van een echt objectief, extern, onafhankelijk internationaal onderzoek en onafhankelijke rechtspraak op grond van verifieerbare feiten en volgens internationale rechtsbeginselen. Het Westen mag deze informatieveldslag gewonnen hebben, de onderste steen ligt nog precies waar hij lag op dag 1.