Het verval van de beschaving

door | 23 mei 2018

Over standvastigheid bij algehele rampspoed

 Justus Lipsius, De Constantia, 1584

De evangelisatie waaraan het Westen zijn opkomst en glorie dankt, is in de loop van de laatste driehonderd jaar stukje voor beetje gemarginaliseerd, en verdrongen. “Deze wereld die zich beschaafd noemt, kan enkel geestelijk genezen indien ze de weg terug vindt naar het ware Christendom”, aldus de Oostenrijks-joodse schrijver Franz Werfel in Zwischen Oben und Unten (1946). In het moderne christendom daarentegen, is het sinds de jaren zestig gangbaar geworden om zich te verschuilen achter wat er sociaal niet deugt, terwijl men voor het eigen geweten geneigd is te vergoelijken wat de biechtspiegel veroordeelt. Daarnaast is de morele held uit de kunst verdwenen. De term “cultuurpessimisme” is het etiket waarmee vooruitgangsadepten, succesvolle schrijvers en politici – voor die laatste categorie is optimisme verplicht –,  groten als Dostojewski, Spengler, Huizinga en andere profetische geesten, desnoods tegen beter weten in, trachten te bezweren. Chesterton sloeg de spijker op de kop met zijn uitspraak dat de christen pessimistisch is ten aanzien van de wereldse gang van zaken, en optimistisch met betrekking tot de uiteindelijke afloop. Eind goed, al goed.

In een ondergaande beschaving rest de individuele uitweg. Daarbij dient men het begrip ‘individu’ goed te verstaan. Want wat tegenwoordig voor ‘individualistisch’ doorgaat  is niet meer dan een oppervlakkig, eigengereid, aanstellerig of excentriek verzet tegen het collectivisme. In de ware zin gaat het om de mens die staat voor het algemeen menselijke, of het beste in zichzelf,  waarmee bedoeld: het karakter, het type. De Nederlandse psychiater en dichter H.C. Rümke viel het op hoe in de naoorlogse periode de karaktervolle mens het veld moest ruimen voor de aangepaste, plooibare uitvoerder van zijn functie, zoals na de Eerste Wereldoorlog de staatsman het veld had geruimd voor de politicus, ofwel de man van principes voor de opportunist. De gewetensvolle individu kan mentaal vooruitgaan, meest door contact met geestverwanten, of in een vereniging, een kring, een kerk. Gewetensvol wil zeggen een besef van goed en kwaad,  ethisch verantwoord keuzes maken, erkenning van eigen tekortkomingen en eigen schuld. De christen is daarmee van oudsher vertrouwd.

Maar de kerken zijn leeg, en het geloof in God en de ziel is al lang niet meer vanzelfsprekend. Dat hangt samen met de ondergang van het Avondland, waarvan de diepere oorzaken liggen in het geestelijke, zoals Christopher Dawson aantoont in Understanding Europe (1952, 1960): “The crisis of western civilization is neither political nor economic but essentially spiritual.” En hoe dat is gekomen, kunnen we terugvinden in de geschiedenis.

De (moderne) massamens, die puur lichamelijk denkt, materialistisch, eventueel gehecht aan een twijfelachtig houvast in de bijgelovige sfeer van New Age, is niet uit de lucht komen vallen. Hij is het uitvloeisel van een proces waarvan de fasen teruggaan tot het modernisme, het naturalisme, het positivisme, de Verlichting, de Reformatie, het humanisme.

De middeleeuwse samenleving noemt men wel theocentrisch. God stond in het middelpunt. De humanisten maakten de samenleving antropocentrisch: de mens in het middelpunt. Met de Reformatie kwam de breuk met de Moederkerk, en daarmee de scheuring in het sociale lichaam van Europa, gevolgd door de splitsing in nationale kerken, voorbode van het toekomstige nationalisme. De Verlichting opent de aanval op het christendom en de katholieke monarchie. De achttiende-eeuwse encyclopedisten verzamelden kennis op alle mogelijke gebieden zonder dat die kennis bijeengehouden werd door een overkoepelend beginsel. Het geloof in de vooruitgang van de mensheid op grond van de wetenschap en het invoeren van de juiste maatschappelijke instituties breekt baan. Met de Revolutie van 1789 wijkt na duizend jaar het koningschap voor wat in de negentiende eeuw de democratie wordt – gebaseerd op de gelijkheid en de mensenrechten. Het liberalisme brengt het vrije bewegen van  kapitaal, en het socialisme bedingt daartegen rechten voor de arbeidende klasse die na de onteigening van de kerkelijke en adellijke domeinen rechteloos was geworden.

Het positivisme reduceert de wetenschap tot het proefondervindelijk vaststelbare – los van de metafysica. Het naturalisme reduceert de mens tot een bundel instincten – los van de onzichtbare ziel. En het modernisme reduceert de godsdienst tot iemands persoonlijke ervaring – los van de getuigenissen en de documenten van de afgelopen tweeduizend jaar. Na een periode van betrekkelijke vrede tijdens de laatste decennia van de negentiende eeuw komt in de twintigste eeuw, voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog, de massamens naar boven, voorbode van het secularisme dat momenteel dominant is.

Het posmodernisme onder de denkende elite dat  tot op heden voortduurt, beschouwt het spirituele en morele als relatief en subjectief. Waarheid en zelfs de werkelijkheid worden afhankelijk van ieders afzonderlijke beleving. De vraag is dan wat mensen delen, en wat een volk bindt. Ooit was dat de religie, wat letterlijk ‘binden’ betekent. De ideologieën die ervoor in de plaats kwamen, het liberalisme en het marxisme, bleken als vervanging te onvolledig en te aanvechtbaar. En wat we in onze tijd zien, is een obsessieve hang naar ‘identiteit’ als kapstok van ergens bij horen te midden van de multiculturele wanorde. Multi culti houdt in dat verschillende rassen, ethniciteiten, godsdiensten, restanten van ideologieën dezelfde ruimte delen waar voorheen het homogene evident was. Homogeen qua ras en verscheiden hier en daar wat betreft religieuze gezindte, zoals in Nederland ten tijde van de zuilen in de jaren vijftig.

Europa heeft het geloof in haar oorspronkelijke cultuur verloren. Andere culturen ziet men als even waardevol, zoals men ook alle godsdiensten voor gelijk houdt. En alle mensen zijn gelijk. De intellectuelen die de Publieke Opinie smeden, verontschuldigen zich voor het overwegend christelijke verleden waarin het Westen de rest van de wereld regeerde middels slavernij, kolonialisme, racisme, vernieling van vreemde beschavingen, om van de eerdere kruistochten en de Inquisitie maar te zwijgen. Zelfs de moderne Kerk geeft openlijk blijk van sociale schuld voor wat eerder door de tegenstanders van de Kerk was gebrandmerkt als misdaden tegen de menselijkheid. En om daarvoor boete te doen propageert zij in het kielzog van mensenrechten activisten een ruimhartig toelatingsbeleid voor vluchtelingen, asielzoekers en armen uit de voormalige koloniën.

Gevolg van die politieke openheid is een toename van interne spanningen. De autochtone bevolking, de ingezetenen, of een groeiend deel daarvan, voelt zich bedreigd. De eigen ‘identiteit’ wordt aangeroepen. En de onrust leidt tot partijen en bewegingen die protesteren tegen regeringen die de grenzen moeilijk kunnen sluiten voor een instroom van slachtoffers uit gebieden waar zij nog onlangs verantwoordelijk waren voor oorlogen en ontwrichting, nasleep van de geopolitieke ambities van een door Amerika aangevoerde Europese Unie. Maar de protesten krijgen steeds meer ingang in de opinievorming. De heersende opvattingen zijn nog ‘links’, en vanuit die richting demoniseert men degenen die protesteren met de term ‘populistisch’ – in reactie waarop wie dat doen ‘elitistisch’ mogen heten. Onder die laatste categorie vallen de mainstream media, de zogenaamde kwaliteitskranten, de culturele correctheid. Curieus is dat de ‘populisten’ voor het merendeel de onderklasse vertegenwoordigen waar van oudsher het socialisme voor opkwam. De socialisten echter, zijn in verlegenheid gebracht omdat hun solidariteitsbeginsel geen onderscheid toelaat op het punt van nationaliteit, of tussen autochtoon en wat nog ‘allochtoon’ heet, als evenmin tussen wat nog ‘christelijk’ heet en moslims. Het is desondanks niet verbazingwekkend dat het gewraakte ‘populisme’ in dezelfde vijver vist als het socialisme. Een sterk voorbeeld is de Duitse AfD partij (Alternatieve für Deutschland), die meer groeit in de voormalige marxistische DDR dan in de voormalige christen-democratische Bondsrepubliek. En net als elders in de Europese Unie, worden vergelijkbare partijen buiten het landsbestuur gehouden door de traditionele partijen. Maar het ijs begint te breken, en wat we zien, is een toenemende tweedeling in het westelijk deel van de Unie die in de richting wijst van een burgeroorlog.

Het middenkader ziet de bui hangen en dringt erop aan dat de mensen met een immigratie achtergrond ‘inburgeren’ of ‘integreren’, met verwijzing naar wat ‘normen en waarden’ heet. Maar wat houden die (nog) in? Want de christelijke signatuur is reeds lang verleden tijd. En wat ervoor in de plaats kwam, is een allegaartje van verwaterd liberalisme en socialisme, aangevuld met een kleurloos christen-democratisch sausje en opgesmukt met een verregaand begrip en gelijke rechten voor feministen, homo’s en andere grensverleggende minderheden.  Abortus, euthanasie, voltooid leven, seksueel provocerende billboards, verdwijning van het verschil tussen man en vrouw, het recht om koning en koningin voor rotte vis uit te maken op grond van het gelijkheidbeginsel…., dat alles wordt als zeer vervreemdend ervaren door asielzoekers uit het Midden Oosten en Afrika. Maar ja, dat hoort allemaal bij de ‘normen en waarden’ die ze moeten aanvaarden. De meesten voelen daar niets voor, maar houden de schijn op om geen afbreuk ter doen aan hun kersverse status van Nederlander.

De islam vormt voor de ingezetenen het grootste struikelblok. Scheiding van Kerk en Staat kennen de moslims niet. God blijft voor hen niet achter ieders voordeur, maar dient in het openbaar eer te worden bewezen, net zoals dat vroeger bij katholieken gebruikelijk was, en soms op sommige plaatsen nog is. Doch ook de katholieken hebben zich erbij neergelegd dat men in het openbaar met Jezus of de Maagd Maria de spot drijft. De moslims laten geen belediging van de profeet Mohammed toe. En secularisering is uit den boze. Het politieke establishment mag dan hopen dat ze na twee of drie generaties Allah met rust laten, maar die hoop is ijdel. Belediging van het heilige rechtvaardigt jihad, desnoods terrorisme. De zogeheten ‘gematigden’ zullen dat wellicht niet bijvallen, maar ze zullen het ook niet openlijk afkeuren. Sterker nog: de moslims zijn geroepen om de islam uit te dragen, te missioneren, zoals eens de christenen. Hun ideaal is de islamisering van Europa, er Eurabia van maken. Links maakt zich daar minder druk om dan Rechts. Rechts voelt de hete adem van het ‘populisme’, en tracht met maatregelen de instroom van immigranten zoveel mogelijk te beperken. Gedane zaken nemen echter geen keer. De teerling is geworpen. De moslims zijn nog vitaal, kinderrijk, terwijl de blanke ingezetenen te bloedeloos zijn geworden om nageslacht te verwekken. De materialistische massamensen komen alleen nog op voor hun betrekkelijk welvarende leven van zoveel mogelijk vakantie, en het enige wat ze zorgen baart is dat de nieuwkomers een bedreiging worden voor hun economische voorrechten, en dat ze hun banen verliezen aan goedkopere werkkrachten.

Wie met argusogen de ontstane situatie bekijken, is de redelijk tot hoog opgeleide elite aan de rechter zijde van de politieke spectrum. Daar ziet men in de islam het grootste gevaar voor de westerse beschaving (of wat daar nog van rest) en wijst men met de vinger naar de rood-groene intelligentsia als hoofdschuldige aan het binnenhalen van wie men gelukzoekers noemt. Het terrorisme gaat er door voor inherent aan de islam. En om het gevaar te bezweren, ligt aansluiting bij het ‘populisme’ voor de hand. De grenzen dienen gesloten, en het aantal moskeeën beperkt te worden. Extremistische uitlatingen van ‘haat-imans’ vragen om gerechtelijke vervolging en bestraffing. Er moeten ‘oplossingen’ komen, maar die zijn er niet. Want zoals Oswald Spengler al honderd jaar geleden heeft laten zien in zijn profetische boek De ondergang van het Avondland, zijn beschavingen als planten of bloemen die opschieten, openbloeien, verwelken en sterven. Het gaat vanzelf, het is ingebakken in de natuur, zoals de een z’n dood, de ander z’n brood is, of zoals waar een hiaat is ontstaan het weer opgevuld wordt door wat van buiten komt, of zoals de grote volkverhuizingen de zittende bevolking overweldigen. Men kan er naar kijken, het zien aankomen, zoals bijvoorbeeld de Arabische historicus en filosoof Ibn Chaldoen in de veertiende eeuw de ondergang van de Iberische islam zag aankomen die zich pas honderd vijftig jaar later concreet voltrok met de verovering van Granada in 1492 door de christelijke legers. Zo sloeg een halve eeuw eerder het te voorziene laatste uur voor het christelijke Byzantijnse Rijk met de inname van Constantinopel door de Osmanen.

Er zijn nog christenen. De meesten evenwel, begrijpen de diepte van hun eigen traditie niet meer. Bovendien blijken ze niet of nauwelijks bekend met de inbreng van het christendom op het gebied van bijvoorbeeld de wetenschap, de kunsten en de maatschappijvorming waaraan Europa haar beschaving dankte. Want in de jaren zestig van de vorige eeuw zette de Kerk de deuren open voor de tijdgeest, en die geest hield o.a. een kijk op de geschiedenis in vanuit liberale, marxistische en humanistische zijde. De Kerk kreeg het, onterechte, verwijt de Vooruitgang te hebben geblokkeerd. En de publicaties over de wreedheden van de kruistochten, de duisternis van de Middeleeuwen, de gruwelen van de Inquisitie en de schendingen van exotische beschavingen door de missionering waren niet van de lucht. De Kerk ging over stag, en bij de opening van het nieuwe millennium in het jaar 2000 bood de zittende paus zelfs namens de Kerk verontschuldigingen aan voor al die zogenaamde ongerechtigheden van toen. Het Vaticaan  kwam volgens vele gelovigen nu dan eindelijk tot het inzicht dat in het verleden de bedoelingen van Christus geweld waren aangedaan. Doch het zogeheten ‘bij de tijd brengen’ van het 2000 jaar oude instituut leverde niet het gewenste applaus op van de liberale publicisten, en de Publieke Opinie ging onverdroten voort met het ventileren van de oude beschuldigingen, die later nog werden aangevuld met nieuwe beschuldigingen van seksueel misbruik door geestelijken en het gebruik van de doofpot om schandaal te voorkomen. Gevolg was dat uiteindelijk kardinalen en bisschoppen nog maar weinig van zich lieten horen op het punt van de hoognodige maatschappijkritiek. Ze hadden nu voor de wereld hun geloofwaardigheid verloren, en trokken zich terug binnen de muren van de eigen burcht. Ondertussen waren de kerkgebouwen al leeggelopen, en degenen die overbleven hadden  de moderniseringen omarmd waarvoor het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) het groene licht had gegeven, en die in feite neerkwamen op een breuk met de Traditie. In het Westen van Europa restte van de Kerk alleen nog de monumenten, kathedralen, de kunst. Bij eigentijdse zondagse vieringen zag je voor het merendeel 65-plussers, kneuzen, slachtoffers, mensen die hulp of  troost zoeken, kortom wat Nietzsche al eind negentiende eeuw had getypeerd als slavenmentaliteit. Waar waren de apologeten, de strijders gebleven die het Geloof van de Kerk naar buiten toe propageerden en onderbouwden tegenover de atheïsten, de humanisten, de liberalen, de academici? Want voor die laatste was de Vooruitgang pas begonnen met de Verlichting, het Encyclopedisme, de Tolerantie, de in 1789 geproclameerde Mensenrechten, het Liberalisme,….Vanuit christelijk oogpunt daarentegen, had daarmee juist het verval ingezet dat uitliep in de Ondergang van het Avondland…. En waren de Holocaust, de concentratiekampen van Stalin en de naoorlogse genociden niet de gevolgen van de profetie van de diep christelijke Dostojewski dat wanneer je God losliet, alles, het ergste mogelijk was?

Maar er is een trend onder oudere katholieken om naar de wortels van het Geloof terug te keren, en ook treft men jongeren aan, en bepaald niet de domste, die de weg naar de ‘Una Sancta’ zijn ingeslagen en wier belangstelling vooral uitgaat naar de begraven tradities. Ze zijn nog weinig in aantal, maar hun motivatie is waar het om gaat. Ze beseffen dat in Europa het katholicisme de enige reddende kracht is in onze tijd van multi culti en secularisme, van opkomende islam en ‘populisme’. De vraag is hoe ze zich verhouden tot het heersende opinieklimaat waarin de christelijke stem nauwelijks meer klinkt. Kijken ze de kant op van wie zich sterk maken voor de eigen nationale identiteit, of houden ze veeleer rekening, uit humanitaire overwegingen, met de grote hoeveelheden vluchtelingen die sinds 2015 West Europa overspoelen? Sluiten ze de gelederen van het ‘populisme’, of vinden ze op grond van hun katholieke identiteit dat ze een wereldkerk vertegenwoordigen die van landsgrenzen geen halszaak maakt? Een derde mogelijkheid is dat ze de moslims zien als bondgenoten in de strijd tegen de uitwassen van het secularisme.

Hoe houdt de individu zich staande in een wereld van verwording en ontbinding, van een proces dat z’n dieptepunt bereikte met ‘de dood van God’, die Nietzsche proclameerde, en die er dus al was, en die door zijn volgelingen is verspreid om tot slot gemeengoed te worden? Want het nihilisme is alomtegenwoordig. Als God dood is, is alles geoorloofd. De generatie van 1968 had geen zaak waarvoor ze opkwam. Het waren rebels without a cause. De welvaart had de studenten van Parijs, Berlijn en Amsterdam vadsig gemaakt. Het waren verwende kinderen, marxistisch beïnvloed. Het waren de leugens van de emancipatiebewegingen die ze voortstuwden. Het was een generatie van lustbeleving en doodsdrift, frenesie en depressiviteit, van drugs en onbehagen en onverklaarbare angst. Haar nihilisme was onbewust, tegengesteld aan dat van Nietzsche. Het was de cultus van het eigen zelf, de autonomie van het ik, zoekers van zelf-transcendentie zonder geloof in het bovennatuurlijke. Want het christendom had al vóór Nietzsche z’n transcendente wortel verloren. Het zogenaamd spirituele van 1968 was de wegwerpkunst, de roes, de onvolprezen geestverruiming van de artistieke horde,  de ‘strawberriefields for ever’, ‘lucy in the sky’, ‘make love not war,`all you need is sex’. Alleen het `hier en nu’ telde, zonder je om de consequenties van je doen en laten te bekommeren. Ze wilden de wereld veranderen zonder de wereld te kennen, aldus de pacifistische en atheïstische goeroe van die tijd Bertrand Russell.

Voor de generatie van 1968 hadden zulke tradities als gezin, de vaderfiguur, familie, volk, vaderland geen betekenis meer. De democratie die op grond van lang leve de vrijheid alles gedoogde, bleek in feite een ander woord voor ‘chaos’, bij elkaar gehouden door de afgoden Technologie en Economie. Het huwelijk maakte plaats voor vrije, veranderlijke samenlevingsverbanden. En de meeste kinderen die daaruit geboren worden voegden weinig tot niets toe. Nietzsches voorspelde ‘supermensen’ bleven in elk geval uit. De wetenschap, hoe vrolijk ook  – volgens Nietzsche -, heeft niet gevonden wat ze ooit pretendeerde, een alomvattende visie van de werkelijkheid. In plaats daarvan is ze aan de universiteiten verkokerd en versplinterd in een veelheid van detail gebieden die als los zand aan elkaar hangen, en die dus van niemand een wijzer mens maken. En de Kerk? Die heeft het hoofd gebogen, zich laten paaien door de moderniteit. En toch is er geen andere institutie die de uitweg biedt.

Maar de situatie van het christendom zag er al niet goed uit lang vóór de jaren zestig. Huizinga constateert in zijn in 1943 verschenen Geschonden wereld dat het bovennatuurlijk besef is verdwenen, en dat het verleden niet langer levend wordt gehouden, en alleen nog als projectie fungeert voor het heden. Die constatering van de auteur van Herfsttij der Middeleeuwen mag men zich aantrekken. Met het wegvallen van God, is ook de ethische grondslag weggevallen. Huizinga voorziet dat de mensen in ‘de wereld van morgen’ niet meer zullen leven in de voorstellingen van kruisdood, opstanding, uitverkiezing en oordeel, terwijl hij het christendom ziet als absolute voorwaarde voor duurzaam herstel. De Italiaanse filosoof Julius Evola noemt de Kerk in 1961 (Ride the Tiger) links en verzwakt. De Nederlandse schrijver Gerard Reve, die in de jaren zestig katholiek werd, omschrijft de Kerk als ‘onze oude, zieke, reddende Moeder die wel bereid, maar niet in staat is precies te begrijpen waar je het over hebt’, terwijl ‘niemand meer de dogma’s begrijpt die men bij voorbaat verwerpt’ (De taal der liefde en Brieven aan Simon C., 1972).

Nieuw Rechts heeft het ‘cultuurmarxisme’ uitgevonden als rode lap. De neo-atheïsten en humanisten die erbij horen, evenals de neo-liberalen in het algemeen, willen niet weten dat er geen marxisme was geweest zonder het liberalisme, en dat er dus ook een ‘cultuurliberalisme’ moet bestaan. Dat richt zich momenteel tegen de islam in Europa, zonder te willen weten dat die er niet was geweest als het christendom niet was opgegeven. Sterker nog: Voor Nieuw Rechts was het christendom net zo goed een rem op de Vooruitgang als de islam. Liberalen en marxisten delen dat voor hen de Economie het beslissende principe is. Onder ‘cultuurliberalisme’ vallen voorts de vrije markt, de vrijheid van meningsuiting, de maakbaarheid van de samenleving, openbaar onderwijs en wetenschap.  Maar neutraal onderwijs bestaat evenmin als neutrale kennisoverdracht. Wat kennisoverdracht betreft, valt op dat aan de universiteiten waar filosofie gedoceerd wordt vooral die filosofen aan de orde komen die zich voor de Vooruitgang laten opeisen, zoals bijvoorbeeld Descartes, Spinoza, Voltaire, Diderot, Rousseau, Hume, Kant, Hegel, Nietzsche, Heidegger en de postmodernen in het algemeen. Zij behoren tot de ‘canon’, en worden voortdurend herdrukt en van proefschriften voorzien. Wie nooit of zelden aan de orde komen, zijn denkers die zich tegen de Verlichting hebben gekeerd, en die dus het Verval hebben zien aankomen, zoals Joseph de Maistre, Juan Donoso Cortés, Oswald Spengler, maar ook als schrijvers gerubriceerde groten met een sterk filosofische inslag als de hier boven genoemde Dostojewski, Chesterton en Huizinga. Maar er zijn er veel meer, die onterecht buiten de afdeling ‘filosofie’ worden gehouden, gevolg van de verkokering in Academia.

Tot slot nog dit: Gelovigen zijn niet geroepen om binnen zogenaamd christen-democratische partijen economische en sociale problemen op te lossen. In van oudsher katholieke landen heb je die partijen dan ook niet, met uitzondering van een korte periode in Italië. Het zijn uitvloeisels van landen die deels katholiek, deels protestants waren, zoals Duitsland en Nederland. Je kunt als christen uiteraard politiek werkzaam zijn, maar er is niet zoiets als ‘christelijke politiek’.