Ruimteafval is een groeiend probleem

door | 16 mei 2017

Van 18 tot 21 april hield het European Space Operations Center (ESOC) in Darmstadt zijn zevende conferentie over het thema ruimteafval. Het belang daarvan is fors toegenomen, omdat het leven van alledag, maar ook grote delen van de economie, steeds meer afhankelijk zijn van in de kosmos gestationeerde techniek. Te denken valt aan positionering en navigatie door middel van GPS, aan telecommunicatie en weersverwachting.

Uitval van de hiervoor benodigde satellieten door een botsing met rondvliegende brokstukken kan zodoende funest zijn. Dergelijke brokstukken zijn inmiddels echter bepaald geen zeldzaamheid meer. Per slot van rekening werd er sinds 1957 bij de starts van inmiddels circa 7.000 ruimtevaartuigen ook een grote hoeveelheid schroot geproduceerd, die zich nu voor een goed deel in een baan om de aarde bevindt – daarbij gaat het vooral om resten van draagraketten, maar ook om gehavende of obsolete satellieten.

Volgens berekeningen van het Europese Ruimtevaartagentschap (ESA) cirkelen momenteel zo’n 29.000 kunstmatige objecten van meer dan tien centimeter groot in een baan om de aarde, die daar niet op hun plaats zijn. Daarbij komen cirac 750.000 delen tussen een en tien centimeter alsmede rond de 170 miljoen kleinere deeltjes, die niettemin ook nog aanzienlijke schade aan kunnen richten, wanneer ze met 25.000 kilometer per uur of meer inslaan.

Dat gevaar is niet slechts hypothetisch. Dergelijke botsingen zijn namelijk reeds voorgekomen. Bijvoorbeeld in 1996, toen splinters van een tien jaar daarvoor geëxplodeerde trap van een Ariane-raket de Franse spionagesatelliet ‘Cerise’ beschadigden.

Veel ruimteafval ontstond bij de botsing van twee communicatiesatellieten, ‘Iridium 33’ (VS) en ‘Kosmos 2251’ (Rusland), in februari 2009. Deskundigen gaan in dit geval alleen al van zo’n 100.000 brokstukken uit. Een vergelijkbaar effect had het afschieten van een obsolete weersatelliet van het type Fengyun door de Chinezen twee jaar daarvoor.

Volgens deskundigen is er nu echt een koerswijziging nodig, zodat het gevarenpotentieel voor nutssatellieten als ook voor bemande ruimtevaartuigen niet nog verder toeneemt. Vanwege de brokstukken in een baan om de aarde moest het internationale ruimtestation ISS al 20 keer haar baan aanpassen.

Bedrijven als Google en Samsung hebben echter andere plannen. Zij willen op korte termijn enkele duizenden mini-satellieten de ruimte in sturen. Bedoeling is een vanuit de ruimte ondersteund internet met toegang vanuit iedere aardhoek te creëren. Daarbij zou zeker nog beduidend meer ruimteafval ontstaan.

Vanuit de optiek van de ESA zou het het beste zijn, wanneer iedere eigenaar van satellieten zijn eigen obsolete technologie in de dampkring zou laten verbranden. Dat lukt momenteel echter maar voor 60 procent. Derhalve plant het Airbus-concern om tegen 2020 een telescoop in de ruimte te stationeren, om de opsporing van gevaarlijk schroot te optimaliseren. Momenteel zijn namelijk alleen de baangegevens van circa 22.000 grotere objecten bekend, die door het Amerikaanse Space Surveillance Network gevolgd worden, dat botsingswaarschuwingen en uitwijkaanbevelingen geeft.